ABG-I 2015

60 belangrijke vragen over ABG-I 2015

Zet strepen tussen de zinsdelen
2) Onderstreep de persoonsvorm
          De bescheiden status laat zich eenvoudig door de topografische ligging van Heerenveen verklaren.

De bescheiden status / laat/ zich / eenvoudig / door de topografische ligging van Heerenveen / verklaren.

Zet strepen tussen de zinsdelen
2) Onderstreep de persoonsvorm
          Als een volleerd presentator ondervraagt Berkel Cremers over diens fascinatie voor tatoeages.

Als een volleerd presentator / ondervraagt/ Berkel / Cremers / over diens fascinatie voor tatoeages.

Zet strepen tussen de zinsdelen
2) Onderstreep de persoonsvorm
          Bij een schietpartij in hun woonplaats zijn in de nacht van zaterdag op zondag zeven inwoners uit Den Helder gewond geraakt.

Bij een schietpartij in hun woonplaats / zijn/ in de nacht van zaterdag op zondag / zeven inwoners uit Den Helder / gewond geraakt.
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Zet strepen tussen de zinsdelen
2) Onderstreep de persoonsvorm
          Door dit steeds te herhalen verkrijgen we een heen en weer gaande beweging van de zuiger.

Door dit steeds te herhalen / verkrijgen / we / een heen en weer gaande beweging van de zuiger.

Zet strepen tussen de zinsdelen
2) Onderstreep de persoonsvorm
          Zonder ingrijpen zou binnen korte tijd een meltdown van het hele systeem plaatsvinden.

Zonder ingrijpen / zou/ binnen korte tijd / een meltdown van het hele systeem / plaatsvinden.

1) Spoor met de ja/nee-vraag de persoonsvorm op en onderstreep deze.
2) Onderstreep de werkwoorden van het werkwoordelijk gezegde inclusief de persoonsvorm (pv).        

Anneloes fietst iedere dag van het station naar de hogeschool. 

FietstAnneloes iedere dag van het station naar de hogeschool?
wwg= fietst

1) Spoor met de ja/nee-vraag de persoonsvorm op en onderstreep deze.
2) Onderstreep de werkwoorden van het werkwoordelijk gezegde inclusief de persoonsvorm (pv).          De buurjongen heeft van zijn ouders een nieuwe fiets gekregen.

Heeft de buurjongen van zijn ouders een nieuwe fiets gekregen?
wwg= heeft gekregen

1) Spoor met de ja/nee-vraag de persoonsvorm op en onderstreep deze.
2) Onderstreep de werkwoorden van het werkwoordelijk gezegde inclusief de persoonsvorm (pv).          De studenten mopperden dat ze het tentamen niet gehaald hadden.

Mopperden de studenten [dat ze het tentamen niet gehaald hadden]?
wwg1= mopperden
wwg2= gehaald hadden

1) Spoor met de ja/nee-vraag de persoonsvorm op en onderstreep deze.
2) Onderstreep de werkwoorden van het werkwoordelijk gezegde inclusief de persoonsvorm (pv).          Volgens de politie bleven de deuren van de lift tijdens het ongeluk openstaan.

Bleven de deuren van de lift volgens de politie tijdens het ongeluk openstaan?
wwg= bleven openstaan

1) Spoor met de ja/nee-vraag de persoonsvorm op en onderstreep deze.
2) Onderstreep de werkwoorden van het werkwoordelijk gezegde inclusief de persoonsvorm (pv).          Acht mensen werden met nek- en rugletsel naar het ziekenhuis gebracht.

Werden acht mensen met nek- en rugletsel naar het ziekenhuis gebracht?
wwg= werden gebracht

1) Spoor met de ja/nee-vraag de persoonsvorm op en onderstreep deze.
2) Onderstreep de werkwoorden van het werkwoordelijk gezegde inclusief de persoonsvorm (pv).          De rechten voor de vertaling zijn nog aan geen enkel land verkocht.

Zijn de rechten voor de vertaling nog aan geen enkel land verkocht?
wwg= zijn verkocht

1) Spoor met de ja/nee-vraag de persoonsvorm op en onderstreep deze.
2) Onderstreep de werkwoorden van het werkwoordelijk gezegde inclusief de persoonsvorm (pv).          De Duitse kiezers hebben in november 2005 bondskanselier Schröder naar huis gestuurd.

Hebben de Duitse kiezers in november 2005 bondskanselier Schröder naar huis gestuurd?
wwg= hebben gestuurd

1) Spoor met de ja-nee-vraag de persoonsvorm op en onderstreep deze.
2) Zet strepen tussen de zinsdelen.
3) Zet boven het onderwerp de afkorting ond.
          Hans vertelde dat alle kaartjes uitverkocht waren.

Hans / vertelde / [dat alle kaartjes uitverkocht waren.] = bijzin Vertelde Hans dat alle kaartjes uitverkocht waren? Wie of wat vertelde? Antw: Hans = ond

1) Spoor met de ja-nee-vraag de persoonsvorm op en onderstreep deze.
2) Zet strepen tussen de zinsdelen.
3) Zet boven het onderwerp de afkorting ond.
          Zijn broer en schoonzus wonen sinds hun pensionering in Frankrijk.

Zijn broer en schoonzus / wonen / sinds hun pensionering / in Frankrijk. Wonen zijn broer en schoonzus sinds hun pensionering in Frankrijk? Wie of wat wonen? Antw: zijn broer en schoonzus = ond

1) Spoor met de ja-nee-vraag de persoonsvorm op en onderstreep deze.
2) Zet strepen tussen de zinsdelen.
3) Zet boven het onderwerp de afkorting ond.
          De tsunami verwoestte binnen een uur hele dorpen en steden.

De tsunami / verwoestte / binnen een uur / hele dorpen en steden. Verwoestte de tsunami binnen een uur hele dorpen en steden? Wie of wat verwoestte? Antw: de tsunami = ond

1) Spoor met de ja-nee-vraag de persoonsvorm op en onderstreep deze.
2) Zet strepen tussen de zinsdelen.
3) Zet boven het onderwerp de afkorting ond.
          Anders dan in Rotterdam waren de acties in Den Helder wel aangekondigd.

1) Waren de acties in Den Helder anders dan in Rotterdam wel aangekondigd?
2) Anders dan in Rotterdam / waren / de acties in Den Helder / wel / aangekondigd.
3) Wie of wat waren aangekondigd? Antwoord: de acties in Den Helder = ond.
→ NB: ‘in Den Helder’ kan ook apart zinsdeel zijn (bwb van plaats) 

1) Spoor met de ja-nee-vraag de persoonsvorm op en onderstreep deze.
2) Zet strepen tussen de zinsdelen.
3) Zet boven het onderwerp de afkorting ond.
          De politie fouilleerde in het uitgaansgebied rond de Koningstraat op vrijdagnacht 33 burgers.

1) Fouilleerde de politie in het uitgaansgebied rond de Koningstraat op vrijdagnacht 33 burgers?
2) De politie / fouilleerde / in het uitgaansgebied rond de Koningstraat / op vrijdagnacht / 33 burgers.
3) Wie of wat fouilleerde? Antw: de politie = ond

1) Spoor met de ja-nee-vraag de persoonsvorm op en onderstreep deze.
2) Zet strepen tussen de zinsdelen.
3) Zet boven het onderwerp de afkorting ond.
          Later weerklonk door de open ramen nog even het scanderen van hun leuzen.

Later / weerklonk /door de open ramen / nog even / het scanderen van hun leuzen. Weerklonk later door de open ramen nog even het scanderen van hun leuzen?Wie of wat weerklonk? Antw: het scanderen van hun leuzen = ond

1) Spoor met de ja-nee-vraag de persoonsvorm op en onderstreep deze.
2) Zet strepen tussen de zinsdelen.
3) Zet boven het onderwerp de afkorting ond.
          Duizenden Palestijnen op de Westelijke Jordaanoever protesteerden gisteren tegen het al maanden van kracht zijnde uitgaansverbod.

Duizenden Palestijnen op de Westelijke Jordaanoever / protesteerden / gisteren / tegen het al maanden van kracht zijnde uitgaansverbod. Protesteerden duizenden Palestijnen op de westelijke Jordaanoever gisteren tegen het al maanden van kracht zijnde uitgaansverbod? Wie of wat protesteerden? Antw: duizenden Palestijnen op de westelijke Jordaanoever = ond
(Let op: "op de westelijke Jordaanoever" is geen plaatsbep, omdat het samen met "duizenden Palestijnen" voor de persoonsvorm staat en daarmee samen dus een zinsdeel moet vormen!)

1) Spoor met de ja-nee-vraag de persoonsvorm op en onderstreep deze.
2) Zet strepen tussen de zinsdelen.
3) Zet boven het onderwerp de afkorting ond.
          Namens het museum Boymans wil niemand commentaar geven op het vertrek van de ook in eigen kring omstreden directeur.

Namens het museum Boymans /wil / niemand / commentaar / geven / op het vertrek van de ook in eigen kring omstreden directeur. Wil niemand namens het museum Boymans commentaar geven op het vertrek van de ook in eigen kring omstreden directeur? Wie of wat wil commentaar geven? Antw: niemand = ond

1) Onderstreep de persoonsvorm (pv).
2) Benoem werkwoordelijk gezegde (wwg), onderwerp (ond), lijdend voorwerp (lv) en meewerkend voorwerp (mv).          Het IMF heeft Indonesië acht miljard dollar geleend.

Het IMF heeft Indonesië acht miljard dollar geleend. wwg= heeft geleend; ond= (wie heeft geleend?) Het IMF; lv= (wat heeft het IMF geleend?) acht miljard dollar; mv= (aan wie heeft het IMF acht miljard dollar geleend?) Indonesië.

1) Onderstreep de persoonsvorm (pv).
2) Benoem werkwoordelijk gezegde (wwg), onderwerp (ond), lijdend voorwerp (lv) en meewerkend voorwerp (mv).          De verliefde boekhouder stuurde een bos rozen aan de koffiejuffrouw.

De verliefde boekhouder stuurde een bos rozen aan de koffiejuffrouw.wwg= stuurde; ond= (wie stuurde?) de verliefde boekhouder; lv= (wat stuurde de verliefde boekhouder?) een bos rozen; mv= (aan wie stuurde de verliefde boekhouder een bos rozen?) aan de koffiejuffrouw.(Let op: als er in de zin het voorzetsel "aan" staan, hoort het bij het mv. Kan "aan" trouwens niet weggelaten worden dan is het een ander zinsdeel, komt later).

1) Onderstreep de persoonsvorm (pv).
2) Benoem werkwoordelijk gezegde (wwg), onderwerp (ond), lijdend voorwerp (lv) en meewerkend voorwerp (mv).          We schreven onze ouders een kaart vanaf de camping in Nice.

We schreven onze ouders een kaart vanaf de camping in Nice. wwg= schreven; ond= (wie schreven?) we; lv= (wat schreven we?) een kaart; mv= (aan wie schreven we een kaart?) onze ouders (Let op: hier staat het mv zonder "aan", je kunt het er bij denken, maar het hoeft er dus niet bij te staan!).

1) Onderstreep de persoonsvorm (pv).
2) Benoem werkwoordelijk gezegde (wwg), onderwerp (ond), lijdend voorwerp (lv) en meewerkend voorwerp (mv).          Wat hebben de Franse boeren het Europese Hof geantwoord aan de vooravond van de verkiezingen?

Wat hebben de Franse boeren het Europese Hof geantwoord aan de vooravond van de verkiezingen? wwg= hebben geantwoord; ond= (wie hebben geantwoord?) de Franse boeren; lv= (wat hebben de Franse boeren geantwoord?)wat; mv= (aan wie hebben de Franse boeren geantwoord?) het Europese Hof. Let op: "aan de vooravond van de verkiezingen" is weliswaar een zinsdeel dat met "aan" begint, maar in dit geval kun je "aan" niet zomaar weglaten. Dan is het geen mv!

1) Onderstreep de persoonsvorm (pv).
2) Benoem werkwoordelijk gezegde (wwg), onderwerp (ond), lijdend voorwerp (lv) en meewerkend voorwerp (mv).          Aan de muur hingen reproducties van bekende schilderijen uit de Haagse School.

Aan de muur hingen reproducties van bekende schilderijen uit de Haagse School. wwg= hingen; ond= (wie/wat hingen?) reproducties van bekende schilderijen uit de Haagse School; lv= (wat hingen reproducties van bekende schilderijen van de Haagse School?) GEEN OPLOSSING, DUS GEEN LV! ; mv= (aan wat/wie hingen reproducties van bekende schilderijen uit de Haagse School?) GEEN OPLOSSING, DUS GEEN MV! Let op: "Aan de muur" bevat weliswaar het voorzetsel "aan", maar dit "aan" kan in dit zinsdeel niet worden weggelaten en dus is dit zinsdeel geen mv.

1) Onderstreep de persoonsvorm (pv).
2) Benoem werkwoordelijk gezegde (wwg), onderwerp (ond), lijdend voorwerp (lv) en meewerkend voorwerp (mv).          We moeten nog vaak aan die gezellige avond in Berlijn terugdenken.

We moeten nog vaak aan die gezellige avond in Berlijn terugdenken. wwg= moeten terugdenken; ond= (wie moeten terugdenken?) we; lv= (wat moeten we terugdenken?) GEEN OPLOSSING, DUS GEEN LV! mv= (aan wat/wie moeten we terugdenken?) GEEN OPLOSSING, DUS GEEN MV!  Let op: "aan die gezellige avonden in Berlijn" is weliswaar een zinsdeel, dat met "aan" begint, maar we kunnen hier het woordje "aan" niet zomaar weglaten, en dus hebben we hier niet met een mv te maken!

1) Onderstreep de persoonsvorm (pv).
2) Benoem werkwoordelijk gezegde (wwg), onderwerp (ond), lijdend voorwerp (lv) en meewerkend voorwerp (mv).          Sinds kort ben ik de voorzitter van de congrescommissie.

Sinds kort ben ik de voorzitter van de congrescommissie. wwg= is er niet! Dit is een nwg, komt later aan de orde. ond= ik; lv= kan in zo'n zin als deze niet voorkomen! mv= kan ook in zo'n zin als deze niet voorkomen!

1) Onderstreep de persoonsvorm (pv)
2) Zet een dubbele streep onder het voorzetselvoorwerp (vzv)          Deze quiche bestaat uit ham, eieren, prei en kaas.

Deze quiche bestaat uit ham, eieren, prei en kaas. vzv= (waaruit bestaat deze quiche?) uit ham, eieren, prei en kaas.

1) Onderstreep de persoonsvorm (pv)
2) Zet een dubbele streep onder het voorzetselvoorwerp (vzv)          Jolande speelt al sinds haar negende tennis en is erg goed in het serveren.

Jolande speelt al sinds haar negende tennis en is erg goed in het serveren. vzv= (waarin is Jolande erg goed?) in het serveren.

1) Onderstreep de persoonsvorm (pv)
2) Zet een dubbele streep onder het voorzetselvoorwerp (vzv)          Hannah was erg blij met haar nieuwe autorijleraar.

Hannah was erg blij met haar nieuwe autorijleraar. vzv= (waarmee was Hannah erg blij) met haar nieuwe autorijleraar.

1) Onderstreep de persoonsvorm (pv)
2) Zet een dubbele streep onder het voorzetselvoorwerp (vzv)          Ik ben bang voor nauwe steegjes in de stad Napels.

Ik ben bang voor nauwe steegjes in de stad Napels. vzv= (waarvoor ben ik bang?) voor nauwe steegjes in de stad Napels.

1) Onderstreep de persoonsvorm (pv)
2) Zet een dubbele streep onder het voorzetselvoorwerp (vzv)          Mijn vader was vroeg opgestaan en hij had daarom de hele dag zin in sterke koffie.

Mijn vader was vroeg opgestaan en hij had daarom de hele dag zin in sterke koffie. vzv= (waarin had mijn vader de hele dag zin?) in sterke koffie.

1) Onderstreep de persoonsvorm (pv)
2) Zet een dubbele streep onder het voorzetselvoorwerp (vzv)          De docent was erg tevreden met de resultaten van de studenten.

De docent was erg tevreden met de resultaten van de studenten. vzv= (waarmee was de docent erg tevreden?) met de resultaten van de studenten.

1) Onderstreep de persoonsvorm (pv)
2) Zet een dubbele streep onder het voorzetselvoorwerp (vzv)          Het lijkt erop dat we dit jaar een slechte zomer krijgen.

Het lijkt erop dat we dit jaar een slechte zomer krijgen. vzv= (waarop lijkt het?) erop, maar: de eigenlijke inhoud van dit "erop" staat in dat wat volgt, en daarom noemen we "erop" voorlopig vzv en dat wat volgt, dus "dat we dit jaar een slechte zomer krijgen": vzv.

1) Onderstreep de persoonsvorm (pv)
2) Zet een dubbele streep onder het voorzetselvoorwerp (vzv)          Mijn schoonouders moesten bij het zien van deze film aan hun reis naar Nieuw-Zeeland denken.

Mijn schoonouders moesten bij het zien van deze film aan hun reis naar Nieuw-Zeeland denken. vzv= (waaraan moesten mijn schoonouders bij het zien van deze film denken?) aan hun reis naar Nieuw-Zeeland.

1) Onderstreep de persoonsvorm (pv)
2) Zet een dubbele streep onder het voorzetselvoorwerp (vzv)          Ik moest raden naar de betekenis van de mop die mijn neefje me gisteren vertelde.

Ik moest raden naar de betekenis van de mop die mijn neefje me gisteren vertelde. vzv= (waarnaar moest ik raden?) naar de betekenis van de mop die mijn neefje me gisteren vertelde.

1) Onderstreep de persoonsvorm (pv)
2) Zet een dubbele streep onder de bijwoordelijke bepaling(en)          Doordat Gerard Reve overleden is, worden er allerlei programma´s over hem uitgezonden.

Doordat Gerard Reve overleden is, worden er allerlei programma´s over hem uitgezonden. bwb= doordat Gerard Reve overleden is (bijzin is als geheel als bwb op te vatten)

1) Onderstreep de persoonsvorm (pv)
2) Zet een dubbele streep onder de bijwoordelijke bepaling(en)          Ze zijn vorig jaar met caravan in Zuid-Frankrijk geweest.

Ze zijnvorig jaar met de caravan in Zuid-Frankrijk geweest. bwb1= vorig jaar; bwb2= met de caravan; bwb3= in Zuid-Frankrijk.

1) Onderstreep de persoonsvorm (pv)
2) Zet een dubbele streep onder de bijwoordelijke bepaling(en)          Vanwege een aanrijding hadden de treinreizigers vanmorgen vroeg grote vertragingen.

Vanwege een aanrijding haddende treinreizigers vanmorgen vroeg grote vertragingen. bwb1= vanwege een aanrijding; bwb2= vanmorgen vroeg

1) Onderstreep de persoonsvorm (pv)
2) Zet een dubbele streep onder de bijwoordelijke bepaling(en)          Door de zware regenval stijgt het peil van de Elbe en staat Dresden bijna onder water.

Door de zware regenval stijgthet peil van de Elbe en staat Dresden bijna onder water. bwb1= door de zware regenval; bwb2= bijna

  1) Onderstreep de persoonsvorm (pv)
2) Zet een dubbele streep onder de bijwoordelijke bepaling(en)          De kleinzoon ging uit medelijden iedere week bij zijn oma in het bejaardentehuis op bezoek.

De kleinzoon ging uit medelijden iedere week bij zijn oma in het bejaardentehuis op bezoek. bwb1= uit medelijden; bwb2= iedere week; bwb3= bij zijn oma in het bejaardenhuis.

1) Onderstreep de persoonsvorm (pv)
2) Zet een dubbele streep onder de bijwoordelijke bepaling(en)          Natascha en Peter hebben elkaar via een gemeenschappelijke vriend leren kennen.

Natascha en Peter hebbenelkaar via een gemeenschappelijke vriend leren kennen. bwb= via een gemeenschappelijke vriend

1) Onderstreep de persoonsvorm (pv)
2) Zet een dubbele streep onder de bijwoordelijke bepaling(en)          De brugklasser stopte het spiekbriefje snel in zijn agenda.

De brugklasser stoptehet spiekbriefje snel in zijn agenda. bwb1= snel; bwb2= in zijn agenda

1) Zeg van de onderstreepte zinsdelen of           Zij had altijd al gedroomd van een rolletje in een reclamespotje, televisieserie of in een film.

Zij had altijd al gedroomd van een rolletje in een reclamespotje, televisieserie of in een film (vzv, want "dromen van" is vaste verbinding).

1) Zeg van de onderstreepte zinsdelen of           Maar vriendschappelijke wedstrijden zeggen helemaal niets over de conditie van een ploeg.

Maar vriendschappelijke wedstrijden zeggen helemaal niets over de conditie van een ploeg (vzv, want "iets zeggen over" is vaste verbinding).

1) Zeg van de onderstreepte zinsdelen of           Na het missen van het WK heerste er een mineurstemming rond Oranje.

Na het missen van het WK (bwb, want hier is geen sprake van een vaste verbinding tussen "na" en het werkwoord "heersen") heerste er een mineurstemming rond Oranje (bwb, want hier is geen sprake van een vaste verbinding tussen "rond" en het werkwoord "heersen").

1) Zeg van de onderstreepte zinsdelen of           De tolken zijn ieder ten minste een kwartier bezig geweest om met het jongetje te communiceren.

De tolken zijn ieder ten minste een kwartier bezig geweest om met het jongetje te communiceren. (vzv, want "communiceren met" is een vaste verbinding)

1) Zeg van de onderstreepte zinsdelen of           Ook de beginnende leraressen Nederlands zien niets in het plan.

Ook de beginnende leraressen Nederlands zien niets in het plan. (vzv, want "iets in iets zien" is een vaste verbinding)

1) Zeg van de onderstreepte zinsdelen of           De conrector besteedde twee dagen in zijn vakantie aan de voorbereiding van het nieuwe schooljaar.

De conrector besteedde twee dagen in zijn vakantie aan de voorbereiding van het nieuwe schooljaar. (vzv, want "besteden aan" is een vaste verbinding")

1) Onderstreep de persoonsvorm (pv)
2) Zet zinsdeelstrepen
3) Zet onder ieder zinsdeel de functienaam (onderwerp, lijdend voorwerp, bijwoordelijke bepaling, voorzetselvoorwerp)        

Rainer Maria Fassbinder bezweek twintig jaar geleden op 37-jarige leeftijd aan cocaïne en drank.

Rainer Maria Fassbinder / bezweek/ twintig jaar geleden / op 37-jarige leeftijd / aan cocaïne en drank.
Rainer Maria Fassbinder = ond;
twintig jaar geleden = bwb;
op 37-jarige leeftijd = bwb;
aan cocaïne en drank = vzv   

1) Onderstreep de persoonsvorm (pv)
2) Zet zinsdeelstrepen
3) Zet boven ieder zinsdeel de functienaam (onderwerp, lijdend voorwerp, bijwoordelijke bepaling, voorzetselvoorwerp)          De computerruimte voor dak- en thuislozen wordt maandag door de wethouder officieel geopend.

De computerruimte voor dak- en thuislozen / wordt/ maandag / door de wethouder / officieel /  geopend.De computerruimte voor dak- en thuislozen = ond; maandag = bwb; door de wethouder = bwb; officieel = bwb (wordt geopend = wwg)

1) Onderstreep de persoonsvorm (pv)
2) Zet zinsdeelstrepen
3) Zet boven ieder zinsdeel de functienaam (onderwerp, lijdend voorwerp, bijwoordelijke bepaling, voorzetselvoorwerp)          De beginnende studenten namen deel aan een driedaagse conferentie van de Universiteit van Amsterdam.

De beginnende studenten / namen deel / aan een driedaagse conferentie van de Universiteit van Amsterdam.
De beginnende studenten = ond; aan een driedaagse conferentie van de Universiteit van Amsterdam = vzv (namen deel = wwg)

1) Onderstreep de persoonsvorm (pv)
2) Zet zinsdeelstrepen
3) Zet boven ieder zinsdeel de functienaam (onderwerp, lijdend voorwerp, bijwoordelijke bepaling, voorzetselvoorwerp)          De Britse regisseur Peter Mullan heeft zondag op het filmfestival van Venetië met zijn "Magdalene Sisters" de Gouden Leeuw gewonnen.

De Britse regisseur Peter Mullan / heeft / zondag / op het filmfestival van Venetië / met zijn "Magdalene Sisters" / de Gouden Leeuw / gewonnen.De Britse regisseur Peter Mullan = ond; zondag = bwb; op het filmfestival van Venetië = bwb; met zijn "Magdalene Sisters" = bwb; de Gouden Leeuw = lv (heeft gewonnen = wwg)

1) Onderstreep de persoonsvorm (pv)
2) Zet zinsdeelstrepen
3) Zet boven ieder zinsdeel de functienaam (onderwerp, lijdend voorwerp, bijwoordelijke bepaling, voorzetselvoorwerp)          De onderscheiding voor de beste mannelijke hoofdrol werd door de jury onder leiding van de Chinese actrice Gong Li toegekend aan de Italiaanse filmster Stefano Accorsi.

De onderscheiding voor de beste mannelijke hoofdrol / werd / door de jury onder leiding van de Chinese actrice Gong Li / toegekend / aan de Italiaanse filmster Stefano Accorsi.De onderscheiding voor de beste mannelijke hoofdrol = ond; door de jury onder leiding van de Chinese actrice Gong Li = bwb; aan de Italiaanse filmster Stefano Accorsi = mv (werd toegekend = wwg)(Let op: het voorzetsel aan kan in dit zinsdeel ongestraft worden weggelaten, dus geen vzv maar mv)

1) Onderstreep de persoonsvorm (pv)
2) Zet zinsdeelstrepen
3) Zet boven ieder zinsdeel de functienaam (onderwerp, lijdend voorwerp, bijwoordelijke bepaling, voorzetselvoorwerp)          Tot groot verdriet van het toenemend aantal liefhebbers van de oude motelcultuur viel niet tegen de nieuwe concurrentie op te boksen.

Tot groot verdriet van het toenemend aantal liefhebbers van de oude motelcultuur / viel / niet / tegen de nieuwe concurrentie / op te boksen.Tot groot verdriet van het toenemend aantal liefhebbers van de oude motelcultuur = bwb; niet = bwb; tegen de nieuwe concurrentie = vzv (viel op te boksen = wwg)

1) Onderstreep de persoonsvorm (pv)
2) Zet zinsdeelstrepen
3) Zet boven ieder zinsdeel de functienaam (onderwerp, lijdend voorwerp, bijwoordelijke bepaling, voorzetselvoorwerp)          Steeds meer vakantiegangers vallen voor de charme van een intiem dorpshotel.

Steeds meer vakantiegangers / vallen / voor de charme van een intiem dorpshotel.Steeds meer vakantiegangers = ond; voor de charme van een intiem dorpshotel = vzv (vallen = wwg)

1) Onderstreep de bijvoeglijke bepalingen.
2) Omcirkel het woord/de woorden waarop de bv1) betrekking heeft.
→ Een lidwoord is geen bvb, telwoorden en bezittelijke voornaamwoorden kunnen hier wel tot gerekend worden.          Kees rijdt sinds twee jaar in een rode Alfa Romeo met voorwielaandrijving.

Kees rijdt sinds twee jaar in een rode Alfa Romeo met voorwielaandrijving.“Twee” is bvb bij jaar (sommige mensen rekenen het telwoord niet bij de categorie “bvb”, dit omdat het geen eigenschap van het zelfstandig naamwoord noemt: hier is veel voor te zeggen); “rode” en “met voorwielaandrijving” zijn bvb bij Alfa Romeo

1) Onderstreep de bijvoeglijke bepalingen.
2) Omcirkel het woord/de woorden waarop de bv1) betrekking heeft.
→ Een lidwoord is geen bvb, telwoorden en bezittelijke voornaamwoorden kunnen hier wel tot gerekend worden.          Op een terras ontmoette ik het meisje uit mijn klas dat ik bewonderde.

Op een terras ontmoette ik het meisje uit mijn klas dat ik bewonderde.“Uit mijn klas” is bvb bij meisje (Let op: “dat ik bewonderde” is eigenlijk natuurlijk ook een bvb, maar dan in de vorm van een betrekkelijke bijzin. Daar besteden we in het kader van deze cursus geen aandacht aan)

1) Onderstreep de bijvoeglijke bepalingen.
2) Omcirkel het woord/de woorden waarop de bv1) betrekking heeft.
→ Een lidwoord is geen bvb, telwoorden en bezittelijke voornaamwoorden kunnen hier wel tot gerekend worden.          De medewerkers van Arriva zitten ook ‘s avonds achter de loketten om reizigers van informatie  te voorzien.

De medewerkers van Arriva zitten ook ‘s avonds achter de loketten om reizigers van informatie te voorzien.“van Arriva” is bvb bij medewerkers

1) Onderstreep de bijvoeglijke bepalingen.
2) Omcirkel het woord/de woorden waarop de bv1) betrekking heeft.
→ Een lidwoord is geen bvb, telwoorden en bezittelijke voornaamwoorden kunnen hier wel tot gerekend worden.          Een wedstrijd in het amateurvoetbal is zondag in Den Haag volledig uit de hand GELOPEN.

Een wedstrijd in het amateurvoetbal is zondag in Den Haag volledig uit de hand gelopen.“In het amateurvoetbal” is bvb bij wedstrijd

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo