Spier- en skeletstelsel

32 belangrijke vragen over Spier- en skeletstelsel

Een van de technieken voor osteosynthese van fracturen is de spandraad-osteosynthese ("Zuggurtung"). Deze osteosynthese is vooral geschikt voor de behandelingen van fracturen die:
a. Geen nauwkeurige repositie behoeven
b. Microbieel gecontamineerd zijn
c. Onder trekkracht staan

Onder trekkracht staan

Een 65-jarige vrouw heeft een spontane fractuur en meerdere lytische botlaesies. Het botbiopt van een laesie toont plasmacellen in verschillende rijpingsstadia en amyloïd deposities. Er is hoogstwaarschijnlijk sprake van:
a. Amyloïdose
b. Botmetastasen van een solide tumor
c. Multipel myeloom
d. Osteosarcoom

Multipel myeloom

Welk symptoom past niet bij amyotrofische lateraal sclerose:
a. Dwanglachen
b. Spierkramp
c. Verminderde vibratiezin
d. Voetzoolreflex volgens Babinski

Verminderde vibratiezin (want motorisch wordt aangetast)

Begin: krampen en fasciculaties
> spierzwakte en atrofie  (meestal van distaal naar proximaal)
> verzwakking keelspieren: dysartrie, spreken en slikken worden later onmogelijk.

Eindstadium:
- dwanghuilen/dwanglachen (pseudobulbair)
- aantasting ademhalingsspieren > dyspneu en ademnood

Overlijden: uitvallen ademhalingsspieren (+ pneumonie)

GEEN PROBLEMEN MET: gezichtsvermogen, gehoor, tastzin, reukzin of smaak. De spieren van de urineblaas en oogspieren worden niet beïnvloed, en evenmin het libido en de seksuele functies. Ook de cognitieve functies blijven onaangetast.
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Van alle schouderluxaties maakt de anterieure glenohumerale luxatie (luxatie naar voren) een bepaald percentage uit. Dit ligt
het dichtst in de buurt van:
a. 5%
b. 35%
c. 65%;
d. 95%;

95% = anterieur

Posterieur = val gestrekte arm + convulsies (rugspieren sterker)

Een monteggia- of pareerfractuur wordt gekenmerkt door:
a. Dislocatie van de distale radius naar volair en radiair
b. Fractuur van de radiusschacht en een luxatie van de distale ulna
c. Fractuur van de ulnaschacht en een luxatie van de radiuskop
d. Fractuur van radius en ulna in het proximale 1/3 deel

Fractuur van de radiusschacht en een luxatie van de distale ulna;

Dhr. Peters, 73 jaar, voelt zich de laatste weken niet fit en erg vermoeid. Ook heeft hij last van toenemende pijn en stijfheid in zijn schouders en heupen. Er wordt een BSE bepaald en deze blijkt 96 (verhoogd). De meest waarschijnlijke diagnose is:
a. Artrose
b. Reumatoïde artritis
c. Septische artritis
d. Polymyalgia rheumatica;

Polymyalgia rheumatica;

Schouders + heupen = PR, vooral icm verhoogd BSE.

Bij myasthenia gravis zijn autoantilichamen aanwezig gericht tegen welk van de navolgende moleculen?
a. Acetylcholine
b. Acetylcholine receptor
c. Myosine
d. Synaptophysine

Receptor

Osteosarcomen metastaseren vaak. In de overgrote meerderheid der gevallen verloopt de metastasering:
a. Hematogeen
b. Lymfogeen
c. Zowel hematogeen als lymfogeen

Hematogeen

Meerderheid hematogeen, en in eerste instantie naar de longen. Lymfogeen (bv uit het been) komt slechts zelden voor.

Bij een compartimentensyndroom van het onderbeen, zoals dat kan optreden na een crurisfractuur, treden meerdere klinische verschijnselen op. Welk van de volgende verschijnselen is een zeer laat optredend symptoom?
a. Parese van de extensoren van de voet
b. Gespannen pijnlijke spiercompartimenten
c. Verlies van distale pulsaties
d. Paresthesieën in de eerste webspace

Verlies van distale pulsaties

Een 63-jarige patiënte met diabetes mellitus type II heeft pijn ter plaatse van haar dijbeen, met name ''s nachts. Zij heeft geen pijn in de liezen. Wat is op grond van deze gegevens de meest waarschijnlijke diagnose?
a. Bursitis trochanterica
b. Coxartrose
c. Hernia inguinalis
d. Ischialgie

Bursitis trochanterica

Osteoporose is soms het gevolg van een onderliggende aandoening. Een endocriene ziekte die het risico op osteoporose verhoogt is:
a. Hyperparathyreoïdie
b. Hypoparathyreoïdie
c. Hypothyreoïdie

Hyperparathyreoïdie;

Een man van 55 jaar presenteert zich met een Hornersyndroom links. Er zijn geen verdere afwijkingen. Welk symptoom is het meest waarschijnlijk bij hem?
a. Anisocorie met de linkerpupil groter dan de rechter
b. Veranderde zweetsecretie rondom het linkeroog
c. Niet kunnen optrekken van de linkerwenkbrauw
d. Dubbelzien bij kijken in de verte;

Uitval van de orthosympathische innervatie van het gelaat, meestal langs één kant. Symptomen
  • miose (kleine pupil, door overheersing parasympathische innervatie verzorgd door de N. oculomotorius)
  • ptose (afhangen bovenste ooglid, verslapping van de spier van Müller (ook wel musculus tarsalis)
Een ptose en miose aan dezelfde kant (ipsilateraal) heet het syndroom van Horner.
Daarnaast kan ipsilaterale anhidrose (geen zweetsecretie) van het gelaat optreden.

Een patiënt heeft uitval van één van de perifere zenuwen in de bovenarm met atrofie van de interosseuze musculatuur. Er is GEEN atrofie van de duimmuisspieren van de aangedane hand. Op grond van deze bevindingen is uitval het meest waarschijnlijk van de:
a. M. ulnaris
b. M. medianus
c. M. radialis

Ulnaris

De arts analyseert een zwelling in de kuit van een jonge man. In de differentiaal¬diagnose staat ook een sarcoom. De arts besluit tot aanvullende diagnostiek in de vorm van biopsie en MRI-scan. De juiste volgorde is om als eerste te verrichten de:
a. Biopsie
b. MRI-scan

Lokale beeldvorming met MRI dient plaats te vinden vóór histologische biopsie zodat de biopsie plaats en route kan worden bepaald en er geen storende artefacten of reactieve veranderingen zichtbaar zijn die de betrouwbaarheid van het MRI onderzoek verminderen.

Als genua valga (X-benen) na een bepaalde leeftijd nog aanwezig is, dient de huisarts te verwijzen naar een specialist. Deze leeftijd ligt het dichtst bij:
a. 2 jaar
b. 5 jaar
c. 7 jaar
d. 10 jaar

7 jaar

Kinderen worden geboren met de benen in een varusstand (O-benen). Dit is normaal tot een leeftijd van twee jaar. Hierna ontwikkelt zich een valgusstand van de benen (X-benen) met een maximum rond een leeftijd van drie jaar, waarna de valgusstand afneemt en een stabiele situatie wordt bereikt met een rechte of licht valgiserende stand vanaf zeven jaar.

Een patiënt heeft een fractuur van wervel C5. Dislocatie van deze fractuur met myelumbeschadiging leidt het meest waarschijnlijk tot:
a. Ademstilstand
b. Hartstilstand
c. Tetraparese

Tetraparese

http://www.spinalinjury101.org/details/levels-of-injury

Een 60-jarige vrouw heeft sinds 6 maanden een constant zeurende pijn in haar linker bovenbeen. De röntgenfoto toont een niet scherp begrensde wekedelenmassa zonder aantasting van het femur. De MRI toont een ongeveer 10x8x8 cm diepgelegen solide massa in de m. quadriceps. Welke van de volgende diagnosen is de meest waarschijnlijke?
a. Liposarcoom
b. Nodulaire fasciitis
c. Osteosarcoom
d. Rabdomyosarcoom

Lipasarcoom
  • Lokatie: vaak dijbeen
  • 40-60 jaar 

Rhabdomyosarcoom
  • Vaak bij kinderen

Nodualire fasciitis
  • Na trauma, tot 2-3 cm, gaat vanzelf weer weg
  • Tot 30 jaar

Osteosarcoom
  • Geen botaantasting

De beide spinae iliacae posteriores superiores (SIPS) bevinden zich ter plaatse van twee kuiltjes in de huid op de rug. Als je een rechte lijn trekt tussen de beide SIPS, dan ligt de processus spinosus van één van de volgende wervels het dichtst bij deze lijn. Het betreft:
a. L3
b. L5
c. S2

S2

Een 80-jarige vrouw klaagt over pijn en stijfheid in de rechter schouder, hoofdpijn rechts en pijn bij het kauwen van voedsel. Ze voelt zich slecht, is vermoeid en heeft subfebriele temperatuurverhoging. De meest waarschijnlijke diagnose is:
a. Arteriitis temporalis
b. Bursitis subacromialis
c. Chronische sinusitis

Arteriitis temporalis

Een goedaardige tumor met het histologisch beeld van een gladde spierceltumor met expressie van desmine en actine noemen we een:
a. Leiomyoom
b. Leiomyosarcoom
c. Pleiomorf lipoom
d. Rabdomyoom

C. valt af, geen spier
B. valt af, kwaardaardig

> Leiomyoom = gladde

Rhabdomyoom = gestreept

Een normale gladde spiercel heeft het volgende aantal kernen:
a. 0
b. 1
c. 2
d. > 2

1

STRIK: gestreept heeft veel kernen.

Bij een patiënt met een symmetrische artritis van de proximale interfalangeale (PIP) en metacarpophalangeale (MCP) gewrichten is de meest waarschijnlijke diagnose:
a. Artrose
b. Reumatoïde artritis
c. Artritis psoriatica
d. Jicht

RA, want symmetrisch en PIP's

Tijdens het voetballen zijn bij een patiënt bij verdraaiing van de rechter knie acuut forse pijnklachten en zwelling opgetreden. Dit kan duiden op haemartros (bloed in het kniegewricht) van de knie. Wat is de meest voorkomende oorzaak van haemartros van de knie bij een patiënt als hier beschreven?
a. Collaterale band ruptuur
b. Meniscus laesie
c. Osteochondrale botbreuk

Meniscus laesie is MEEST voorkomend

Een panaritium subcutaneum is een ontsteking van een vinger. Deze ontsteking is in de meeste gevallen gelokaliseerd aan een bepaalde zijde. Dit is een
a. Volaire zijde
b. Dorsale zijde
c. Laterale zijde
d. Mediale zijde

Volaire zijde > hier zit de huid het meest los.

Chondrocalcinosis op een röntgenfoto van een ontstoken gewricht pleit voor:
a. Artritis psoriatica
b. Kristalsynoviitis
c. Reumatoïde artritis
d. Septische artritis

Chondrocalcinosis (pseudojicht): gewricht raakt ontstoken door kalkkristallen.
Acute chondrocalcinosis
  • Het lichaam ruimt de kalkkristallen in en rondom een gewricht plotseling op: heftige ontsteking.
  • Lijkt erg op jicht > pseudo-jicht genoemd (jicht: urinezuurkristallen; pseudo-jicht: kalkkristallen).

Chronische chondrocalcinosis
  • Geleidelijk ontstekingen in verschillende gewrichten. Deze ziekte is niet te genezen. Door de ontstekingen te behandelen kunt u deze wel afremmen en zo beschadiging van uw gewrichten voorkomen.

Bij onderzoek wordt een patiënt gevraagd het hoofd recht naar voren te bewegen. Welke spieren zijn verantwoordelijk voor deze beweging?
a. Mm. latissimus dorsi
b. Mm. omohyoidius
c. Mm. splenius capitis
d. Mm. sternocleidomastoideus

Mm. omohyoidius

Welke van de onderstaande bevindingen bij radiologisch onderzoek van de wervelkolom is diagnostisch voor een spondylartropathie?
a. Discopathie
b. Spondylartrose
c. Syndesmofieten

Syndesmofieten


Een patiënt met een hersentumor heeft een woord-vind-stoornis en een gestoord begrip. De tumor groeit. Waarschijnlijk krijgt deze patiënt last van:
a. Zwakte van de linker hand
b. Zwakte van de rechter hand
c. Dubbelzien
d. Zwakte van het rechter been

Zwakte van de rechter hand

Welke spier heeft zijn insertie aan de talus?

a. De m. tibialis anteriorb. De m. tibialis posterior
c. De m. peroneus (fibularis) brevis
d. Geen enkele spier

Geen enkele spier

Een huisarts ziet een 36-jarige man met pijnklachten rondom de patella van de rechterknie. Deze klachten zijn toegenomen na patellaluxatie 1 jaar geleden. Er wordt een Röntgenfoto in twee richtingen van de knie gemaakt. In het röntgenverslag staat dat er sprake is van een patella baja. Wat is de betekenis hiervan?
a. Een aangeboren kleine knieschijf
b. Een acessoir stukje knieschijf
c. Een hoogstand van de knieschijf
d. Een laagstand van de knieschijf

Een laagstand van de knieschijf.

De lambdanaad (sutura lambdoidea) van de schedel wordt onder andere gevormd door een osteosynthese van:
a. Beide ossae parietalis
b. Beide ossae temporalis
c. Het os frontalis met het os occipitalis
d. Het os parietalis met het os occipitalis

Os parietalis en os occipitalis

Mw. Bekker, 48 jaar, komt op uw spreekuur met pijnklachten van haar linker elleboog. U onderzoekt haar en constateert een ‘tennisarm’ oftewel een epicondylitis lateralis. Welke bevinding past niet bij een epicondylitis lateralis?
a. Drukpijn op of rond de laterale epicondylus
b. Pijn bij dorsaal flexie van de pols tegen weerstand
c. Pijn bij palmair flexie van de pols tegen weerstand

Pijn bij palmair flexie van de pols tegen weerstand;

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo