Prevalentie TOS - van Schwartz
21 belangrijke vragen over Prevalentie TOS - van Schwartz
Broers en zussen van kinderen met SLI hebben een grotere kans om SLI te hebben tegenover kinderen zonder SLI in de familie. Hoeveel keer groter is deze kans?
Hoe definieert Schwartz SLI?
Op welke vier gebieden hebben kinderen met SLI een afwijking?
- Auditieve spraakperceptie.
- Centraal cognitieve domeinen (geheugen, aandacht, executieve functies).
- Andere cognitieve functies (probleemoplossend vermogen, mentale rotatie, wiskunde).
- Neurologisch: afwijkende structuur en functies.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
Theorieën over SLI zijn op te delen in twee stromingen. Welke en wat is de beperking ervan?
- Theorieën die SLI zien als het resultaat van gestoorde linguïstische kennis, te wijten aan een vertraagde ontwikkeling van (of een gebrekkige ontwikkeling van) taalrepresentaties.
- Theorieën die SLI verklaren als ‘domain-general’ of ‘domain-specific’ cognitieve of cognitief-linguïstische processen.
Een beperking van deze theorieën is dat ze de beperkingen van kinderen met SLI niet volledig kunnen verklaren.
Wat zijn twee aanwijzingen voor een verstoorde spraakperceptie van kinderen met SLI? Wat is de overkoepelende verklaring?
- Stoornis in temporele verwerking, leidend tot de ontwikkeling van Fast ForWord om de spraakperceptie van kinderen met SLI te verbeteren. Verschillende onderzoeken hebben de effectiviteit van Fast ForWord in twijfel getrokken.
- Stoornis in het herkennen van categorische grenzen (verschil tussen /ba/ en /da/). Kinderen met SLI vertrouwen meer op bestaande fonologische representaties wanneer ze categorische beslissingen maken.
Overkoepelende verklaring: algemeen aandachtstekort waardoor ook andere taalaspecten gestoord zijn. Ook algemene taken, zoals gestoord werkgeheugen en de controle over selectieve aandacht, kunnen ten grondslag liggen aan SLI.
Wat is het Ganong effect?
Wat zijn aanwijzingen voor een verstoord werkgeheugen van kinderen met SLI? Noem er twee.
- Wanneer een nonsenswoord langer dan drie syllaben is, hebben kinderen met SLI moeite met het herhalen van het woord (dit is ook zo voor volwassenen met SLI).
- Kinderen met SLI hebben een verstoord procedureel geheugen. Dit wordt gecompenseerd door het declaratief geheugen.
Wat is een belangrijke potentiële klinische markeerder voor SLI?
Hoe kun je het werkgeheugen van een kind met SLI meten?
Wat houdt de slowing hypothesis in?
Kinderen met SLI hebben verstoorde executieve functies. Wat houdt dat in en waar zijn ze nauw mee verbonden?
Moeite met het controleren van aandacht, het wisselen van de aandacht, inhibitie en plannen.
Aandacht en executieve functies zijn nauw verbonden met het werkgeheugen.
Wat is het onderliggende probleem van gestoorde executieve functies bij kinderen met SLI?
Hoe kun je de aandacht testen bij kinderen die SLI hebben?
Testen van aandacht kan met de auditory continuous performance test waarin kinderen naar bijvoorbeeld 600 monosyllabische woorden luisteren en aan moeten geven wanneer ze het woord dog hoorden.
Een subgroep van kinderen met SLI bestaat uit kinderen met pragmatische stoornissen. Wat zijn kenmerken van deze groep? Noem er zes.
- Abnormaal sociaal gedrag
- irrelevante uitingen
- irrelevante interesses (zoals obsessieve focus op een bepaald onderwerp)
- abnormaal spreekgedrag (missen van gezichtsuitdrukkingen of intonatie, missen van de samenhang)
- verkeerd gebruik van de context (missen van sociale cues zoals beleefdheid)
- andere communicatieve tekortkomingen
Welke lexicale en semantische stoornissen kunnen kinderen met SLI vertonen? Noem er vijf.
- Beperkte woordenschat en laat met eerste woordjes
- Incomplete onderliggende fonologische representatie van woorden
- Beperkte uitwerking van onderliggende semantische informatie van woorden
- Abnormale organisatie of toegang naar het mentale lexicon. Werkwoorden zijn het grootste probleem voor kinderen met SLI (met name werkwoorden die een mentale toestand uitdrukken).
- Kinderen met SLI relateren nieuwe woorden niet aan bestaande fonologische representaties van woorden.
Welke morfosyntactische stoornissen kunnen kinderen met SLI vertonen? Noem er drie.
- Veel moeite met werkwoordsmorfologie
- Veel moeite met functionele morfemen die bijvoorbeeld een tijdsaanduiding uitdrukken
- Vaak wordt alleen de stam van een werkwoord gebruikt (zonder derde persoon enkelvoud of verleden tijdsaanduiding)MLU (uitingslengte) is bij kinderen met SLI korter
Gebaseerd op informatie afkomstig van Engelstalige kinderen
Kinderen met SLI, dyslexie en leesstoornissen hebben een gestoord fonologisch bewustzijn. Bij welke groep is het fonologisch bewustzijn het minst aangedaan?
Welke drie syntactische stoornissen kunnen kinderen met SLI vertonen?
- Moeite met productie en begrip van zinnen die syntactisch complex zijn.
- Problemen met movement en het toewijzen van thematische rollen aan een argument.
- Moeite met passieve vormen.
Wat is het verschil tussen het brein van een kind met SLI (of familie) en een 'normaal' brein?
Kinderen met SLI, hun broers/zussen en hun ouders hebben een brein dat meer assymetrisch is. De rechterhemisfeer is groter dan de linker in het perisylvisch gebied, inclusief het planum temporale (PT). Het PT is verantwoordelijk voor receptieve taal dat ruwweg overeenkomt met het gebied van Wernicke.
Wat kun je doen wanneer je een tweetalig kind of een dialectsprekend kind moet testen op SLI? Noem drie mogelijkheden.
- Analyseren van een taalsample
- Nonwoord repetitietaak
- Reactietijdgebaseerde taken
Deze taken worden minder beïnvloed door culturele- of dialectfactoren.
Vul in: 'Het fonologische werkgeheugen is verantwoordelijk voor de uitbreiding van de ..., terwijl andere werkgeheugenfuncties verantwoordelijk zijn voor ... en ... '
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden