Samenvatting: Vraagbaak Nederlands, Van Spelling Tot Stijl | 9789058754264

Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Vraagbaak Nederlands, Van Spelling Tot Stijl | 9789058754264

• 2 Welk woord is het juiste?

• 2.1 Het juiste verwijswoord

  Dit is een preview. Er zijn 9 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 2.1
  Laat hier meer flashcards zien

• Welk verwijswoord gebruik je bij onzijdige woorden (het-woorden), mannelijke de woorden en welke bij vrouwelijke de woorden

  • Onzijdige woorden verwijs je met zijn en het 
    
  • Mannelijke de woorden verwijs je met zijn en hij
  • Vrouwelijke de woorden verwijs je met haar en zij

• Welke verwijswoorden kun je gebruiken bij een meervoudsvorm

  Deze verwijswoorden kun je gebruiken bij een meervoudsvorm
  

  • zij 
  • hen
  • hun 
    

• Welke woorden zijn vrouwelijk?

  • Vrouwelijke personen: tante, secretaresse
    
  • Vrouwelijke dieren: merrie, poes
  • Woorden die eindigen op:
  • -heid - snelheid
  • -ie - commissie
  • -ing - regeling
  • -schap - eigenschap
  • -teit - universiteit
  • -theek - bibliotheek

• Welke woorden zijn onzijdig?

  • Verklein woorden: huisje, mannetje
  • Landen, plaatsen en talen: Nederland, Hengelo en Spaans
  • Woorden die eindigen op:
  • -isme - marxisme
  • -ment - instrument
  • -sel - kapsel
  • -eum - masoleum
  • zelfstandige naamwoorden die bestaan uit ge-, be-,                                  ont- + een werkwoordstam: gezeur, beraad, ontwerp
  • Windrichtingen: noorden

• Welke woorden zijn mannelijk?

  • Mannelijke personen: secretaris, zakenman
    
  • Mannelijke dieren: hengst, haan
  • Woorden die afgeleid zijn van een werkwoord zonder -en: bloei, schrik

• Wanneer gebruik je het woord, die?

  Gebruik die als het terugslaat op een de-woord.
  De auto die daar staat.

• Waarnaar verwijs je me wie en wanneer (+ een voorzetsel)?

  Verwijs naar mensen met wanneer en wie + een voorzetsel

• 3 Hoe gebruik je leestekens

• 3.1 De standaardleestekens

  Dit is een preview. Er zijn 2 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 3.1
  Laat hier meer flashcards zien

• Wat is het juiste gebruik van een punt en wat zijn de uitzonderingen en regels rondom het gebruik van de punt?

  • De punt gebruik je aan het einde van een zin
    
  • Bij veel afkortingen gebruik je een punt
  • De uitzondering is dat na titels en ondertitels geen punt volgt
  • Andere uitzondering is dat, als een zin eindigt met een hele zin die een citaat vormt, dan komt de punt voor de aanhalingstekens maar als het citaat een gedeelte van de zin is dan komt de punt na de aanhalingstekens.
  • Zet ook geen punten na een hoofdstuktitel of nummer

• Wat volgt er vaak na een dubbele punt?

  Na een dubbele punt volgt er vaak
  

  • een aankondiging van een nadere toelichting
  • omschrijving
    
  • verklaring
  • opsomming

• Alleen in welke 2 gevallen, komt er een hoofdletter na het gebruik van een dubbele punt?

  Je gebruikt alleen hoofdletter na een dubbele punt in deze gevallen
  

  • Als na de dubbele punt een letterlijk citaat volgt. Deze staat tussen aanhalingstekens en begint dus met een hoofdletter.
  • Als na een dubbele punt een opsomming volgt in volledige zinnen.