Samenvatting: Vragen Ove

Studiemateriaal generieke omslagafbeelding
  • Deze + 400k samenvattingen
  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
LET OP!!! Er zijn slechts 83 flashcards en notities beschikbaar voor dit materiaal. Deze samenvatting is mogelijk niet volledig. Zoek a.u.b. soortgelijke of andere samenvattingen.
Gebruik deze samenvatting
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo

Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Vragen OVE

  • 1 Vragen OVE

    Dit is een preview. Er zijn 73 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1
    Laat hier meer flashcards zien

  • (H1.5) Wat is koopkracht en welke soorten kennen we?

    Koopkracht: de beschikkingsmacht over goederen.
    • Individuele koopkracht: individuen kiezen waar zij hun besteedbaar inkomen aan uit geven.
    • Collectieve koopkracht: de overheid bepaald dat je een deel van dat inkomen verplicht moet afdragen aan de belastingdienst.
  • (H1.7) Wat is de output gap?

    De output gap is de afwijking, in procenten, tussen het feitelijke en het structurele bbp. 
    • Structurele bbp: de omvang van de economie waarbij zowel de bezettingsgraad van de productiecapaciteit als het werkloosheidspercentage gelijk is aan de evenwichtswaarde, de verhouding tussen vraag en aanbod leidt niet tot spanningen in de economie.
  • (H1.10) Waarom gaat de voorkeur vaak uit naar automatische stabilisatoren dan naar een activistisch begrotingsbeleid?

    Bij een activistisch begrotingsbeleid: 
    • Is het lastig om de precieze stand van de conjunctuur te bepalen;
    • Het kost tijd voordat de maatregelen werken;
    • De ervaring leert dat politici sterk de neiging hebben om een eenzijdig beleid te voeren: wel stimuleren in laagconjunctuur, niet afremmen in hoogconjunctuur.
  • (H2.7) Welke vijf beperkingen heeft de collectieve-uitgavenquote?

    Collectieve-uitgavenquote: gezamenlijke uitgaven van de collectieve sector uit te drukken als percentage van het bbp.

    Beperkingen; de collectieve-uitgavenquote houdt geen rekening met:
    1. Overheidsbedrijven;
    2. Belastinguitgaven;
    3. Regelgeving;
    4. Garanties;
    5. Het bestaan van institutionele verschillen.
  • (H3.3) Hoe wordt het structurele EMU-saldo bepaald?

    Het feitelijke EMU-saldo wordt gecorrigeerd voor de stand van de conjunctuur en voor incidentele factoren. Het structurele EMU-saldo is onderdeel van het begrotingsbeleid.
  • (H3.6) Wat is het verschil tussen de overheidsschuld en de staatsschuld?

    Overheidsschuld: schuld van de overheid in zijn geheel (incl decentrale overheden en sociale fondsen).
    Staatsschuld: schuld alleen van de rijksoverheid.
  • (H3.14) Waarom is internationaal vergelijken van schuldquoten lastig?

    1. Overheden hebben ook bezittingen;
    2. Institutionele verschillen.
  • (H3.17) Wat zijn houdbare overheidsfinanciën en op welke manier kan de overheid dit aanpakken?

    Houdbare overheidsfinanciën: een situatie waarbij de huidige collectieve arrangementen ongewijzigd kunnen worden gehandhaafd, zonder dat in de toekomst de overheidsschuld op enig moment explodeert.

    Mogelijkheden om het houdbaarheidstekort weg te werken:
    1. Hogere arbeidsdeelname;
    2. De uitgaven verlagen;
    3. De lasten verzwaren.
  • (H3.19) Hoe kan het dar de collectieve lastendruk door de vergrijzing oploopt?

    De senioren genieten volop van hun pension.
    Daar betalen zij inkomstenbelasting en premie voor twee volksverzekeringen over, plus indirecte belastingen over de bestedingen.
    De belasting- en premieopbrengst neemt toe. maar het bbp verandert niet. 
    Pensioen inkomens tellen niet mee als binnen de economie toegevoegde waarde.

    Er is sprake van het teller effect: het bedrag boven de breukstreep is hoger dan die onder de breukstreep (noemer), deze verandert niet.
  • (H4.1) Welke positie heeft de mediane kiezer?

    Een middenpositie; de ene helft is linkser, de andere rechtser. De opvatting van de mediane kiezer (de middelste) heeft de doorslag, doordat deze met zijn stem van de minderheid de meerderheid kan maken.
LET OP!!! Er zijn slechts 83 flashcards en notities beschikbaar voor dit materiaal. Deze samenvatting is mogelijk niet volledig. Zoek a.u.b. soortgelijke of andere samenvattingen.

Om verder te lezen, klik hier:

Lees volledige samenvatting
Deze samenvatting +380.000 andere samenvattingen Een unieke studietool Een oefentool voor deze samenvatting Studiecoaching met filmpjes
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart