Internationale anarchie en nationaal verband: politiek 1850-1918 - De binnenlandse ontwikkelingen in Westerse samenlevingen

12 belangrijke vragen over Internationale anarchie en nationaal verband: politiek 1850-1918 - De binnenlandse ontwikkelingen in Westerse samenlevingen

Wat waren hindernissen in de natievorming in landen in Europa in de tweede helft van de 19e eeuw?

  • verzuiling
  • nationalistische bewegingen
  • groepen eisten een gelijkwaardige plaats op in natie en staat
  • meningsverschillen over de opbouw van de staat en de politieke koers die het land moest varen.
  • bewegingen die de natie dreigden te splijten (arbeidersbewegingen, feministische bewegingen, verzuilingsbewegingen, regionalistische en afscheidingsbewegingen).
  • de internatioanle socialistische beweging was een gevaar voor de eenheid van de natie en een rivaal voor nationalisitiche bewegingen omdat zij zich keeden tegen nationalisme en militarisme. 

Wat beïnvloedde de natievorming in landen in Europa in de tweede helft van de 19e eeuw?

  • oorlog en oorlogsdreiging. Van huurlegers naar volksleger. Men moest het volk achter zich hebben, eenheid van de natie is vereist met oorlog en oorlogsvoorbereiding. Dienstplicht.

De revoluties van 1848 lieten de opkomende kracht van arbeiders zien. De socialistische arbeidersbeweging kwam vanaf eind jaren 1850 weer enigszins op in landen als Frankrijk en de Duitse Bond. Welke twee organisaties ontstonden hieruit?

De vakbond en de politieke partij.
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Wat is het verschil tussen het arbeiderssocialisme en het socialisme van burgers?

Arbeiderssocialisme dacht van onderop, de organisatie van de productie stond centraal. Het socialisme van de burgers was veel ideologischer, sociale erfenis van de Franse Revolutie. en men was minder bezig met godsdienstzaken (scheiding privé- en publieke sfeer die kenmerkend is voor de burgerlijke cultuur).

Welke richtingen kan je onderscheiden in de socialistische bewegingen en wat is het verschil?

De socialistische beweging wilden hervormen van bovenaf via parlementataire beleid. De anarchistische wilden de samenleving van onderaf hervormendoor de individuelel mens te hervormen los van de parlementaire politiek.

De verhoudingen in de samenleving werden ter discussie gesteld door de arbeidersbewegingen en de feministirsche bewegingen. Het werk en openbare leven was een mannendomein. Waar komen de principes van het feminisme uit voort?

Uit de Verlichting en de Franse Revolutie.

Wat waren de drie instrumenten die door het gezag ingezet konden worden om het socialistische gevaar te bestrijden in de tweede helft van de 19e eeuw?

  1. repressie
  2. sociale politiek
  3. vaderlandse gevoelens.

Contramobilisatie om te zorgen dat de arbeiders zich niet bij het socialisme aansloten en ze te mobiliseren voor een andere soort politiek. Dit leidde tot verzuilingsprocessen.

Er werd een sociaal vangnet gespannen, de staat ging meer taken op zich nemen en zich meer bemoeien met het leven van de burgers in de periode 1850-1914. Op welke gebieden gebeurde dit?

De staat had al invloed op belasting en defensie. In de periode 1850-1914 kreeg de staat meer invloed op het leven van zijn burgers op de volgende gebieden.1 Gezondheid
2 Sociale ordening (beperking van vrouwen- en kinderarbeid; arbeidsvoorwaarden; leerplicht etc.
3 Het werk leven, dus pensioen (pensioenpolitiek en op de achtergrond arbeidsmarktpolitiek)
4 Sociale voorzieningen
5 Ordehandhaving.

Sociale voorzieningen zijn er in twee vormen, welke?

Universele systemen, die gelden voor iedere burger, bijvoorbeeld een basispensioen voor iedereen.
Gerichte systemen, die gelden niet voor iedereen, maar voor mensen die premies hebben betaald of hen die kunnen aantonen recht te hebben op de voorziening.

Van welke vier factoren hangt het moment van invoering van sociale politiek af?

  1. demografische transitie (fondsen schoten tekort)
  2. sociaal onderzoek (kon stimulerend werken)
  3. oorlogsvoorbereidingen (er werd meer van de geëist, dus moest de medewerking van de burger met sociale maatregelen gekocht worden)
  4. uitbreiding van het kiesrecht (de mening van de arbeiders werd belangrijk ook voor andere partijen dan de sociaal-democratisch, ze konden sociale politiek gebruiken daarvoor om mensen (arbeiders) op zich te laten stemmen)

In de tweede helft van de 19e eeuw kwam het staatsvormingsproces in een nieuwe fase. Sociale politiek zorgde voor uitbreiding van staatszaken. Wat waren andere oorzaken?

  • staten speelden een grote rol in de aanleg van infrastructuur voor transport en communicatie (wegen, kanalen, soms spoorwegen).
  • staat ging een groot deel van de zorg en het onderwijs op zich nemen.

De rol van de adel in het leger was eerst groot, maar werd kleiner. Waardoor kwam dit?

bureaucratisering, professionalisering en democratisering.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo