Samenvatting: Vtat Chemie

Studiemateriaal generieke omslagafbeelding
  • Deze + 400k samenvattingen
  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Gebruik deze samenvatting
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo

Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van VTAT chemie

  • 1 Atoombouw

  • 1.1 Atoomstructuur en periodiek systeem

    Dit is een preview. Er zijn 5 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.1
    Laat hier meer flashcards zien

  • Wat is de regel van Hundt?

    Als er op een bepaald energieniveau meer dan een subschil is, komt er één elektron op elke subschil totdat elke subschil één elektron heeft. Daarna beginnen elektronen in elke subschil paren te vormen.
  • Hoe weet je het maximum aantal elektronen per schil?

    2n² met max 32
  • 1.2 Opbouw materie

    Dit is een preview. Er zijn 7 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.2
    Laat hier meer flashcards zien

  • Wie had welke atoomtheorie?

    Dalton: atomen zijn onaantastbare, massieve bolletjes die verschillend zijn in volume, masse en andere eigenschappen.
    Rutherford: een atoom bestaat uit een zeer kleine centrale kern die de totale positieve lading en nagenoeg de ganse massa van het atoom herbergt, en een aantal elektronen die op relatief grote afstanden op cirkelvormige banen rond de atoomkern bewegen.
    Bohr: ontdekte de schillen
    Sommerfeld: ondekte de subniveaus van de schillen
  • 2 Verbindingen

  • 2.1 Chemische binding

    Dit is een preview. Er zijn 8 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 2.1
    Laat hier meer flashcards zien

  • Hoe kan je het bindingstype bepalen a.d.h.v. De EN-waarde?


    ΔEN < 1,7: atoombinding of covalente binding (hoofdzakelijk tussen niet-metaalatomen onderling)
    ΔEN ≥ 1,7: ionbinding (bindingstype tussen atomen met een uitgesproken metaal- en niet-metaalkarakter)
  • Wat is het verschil tussen ene apolaire covalente binding en een polaire covalente binding?


    Apolaire covalente binding: het elektronenpaar wordt gelijkelijk verdeeld. Het verschil in elektronegativiteit is hier het kleinst (0.0 tot 0.2)
    Polaire covalente binding: de bindingselektronen zijn opgeschoven naar één van de atomen. Het atoom met de grootste aantrekkingskracht op de bindingelektronen is iets meer negatief geladen, terwijl het andere een kleine positieve lading krijgt. Verschil in elektronegativiteit schommelt ongeveer tussen 0.3 en 1.4
  • Wanner is een molecuul polair of apolair?

    Geometrie is van belang want: het kan zijn dat er een polaire binding is, maar als die symmetrisch over het molecuul verdeeld is, zal het molecuul zelf niet polair zijn.
  • Hoe weet je welk atoom een elektron heeft opgenomen en welk atoom een elektron heeft afgegeven?

    De bindingspartner met de hoogste EN-waarde ontvangt steeds elektronen, de partner met de laagste EN-waarde geeft steeds valentie-elektronen af
  • 7 Reactiesnelheid

  • 7.1 Chemische kinetiek

    Dit is een preview. Er zijn 5 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 7.1
    Laat hier meer flashcards zien

  • Welke factoren beïnvloeden de reactiesnelheid?


    - Aard van de beginstoffen: reactiesnelheid lager als de beginstoffen grote en ingewikkelde moleculen zijn
    - Deeltjesgrootte van de beginstoffen: hoe meer oppervlak voor botsingen, hoe groter snelheid.
    - Concentratie van de beginstoffen: hoe meer stof, hoe sneller reactie
    - Druk van gasvormige beginstoffen: hoe hoger druk, hoe sneller
    - Temperatuur: verhoging met 10°C leidt tot verdubbeling reactiesnelheid
    - Katalysatoren: stoffen die reactiesnelheid verhogen zonder dat ze zelf aan het einde van de reactie veranderd zijn.
  • 9 Zuren en basen

  • 9.1 Zuren en basen

    Dit is een preview. Er zijn 17 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 9.1
    Laat hier meer flashcards zien

  • Wat zijn zuren en basen volgens Arrhenius?

    Volgens Arrhenius is een zuur een substantie die bij het oplossen in water protonen (H+) vormt, terwijl een base een substantie is die in water hydroxide-ionen (OH-) vormt.
  • Waarom werd er een uitbreiding gemaakt door Bronsted-Lowry? Wat zeiden zij?

    De definitie van zuur en base is volgens Arrhenius echter beperkt tot waterige oplossingen. Vandaar de uitbreiding met theorie van Bronsted-Lowry. Zij definieerden een zuur als een protondonor en een base als een protonacceptor. Een zuur-basereactie is volgens deze theorie een protontransferreactie en kan ook optreden in afwezigheid van water.

Om verder te lezen, klik hier:

Lees volledige samenvatting
Deze samenvatting +380.000 andere samenvattingen Een unieke studietool Een oefentool voor deze samenvatting Studiecoaching met filmpjes
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Onderwerpen gerelateerd aan Samenvatting: Vtat Chemie