Leesvaardigheid & Argumenteren - Begrippenlijst - Argumentatiestructuur

8 belangrijke vragen over Leesvaardigheid & Argumenteren - Begrippenlijst - Argumentatiestructuur

Argumentatie op basis van voor- en nadelen.

De schrijver of spreker geeft voor- en/of nadelen van een voorgestelde actie of handeling om een standpunt over de (on)wenselijkheid ervan te onderbouwen.

Bestaat dit voor- of nadeel wel echt? Zijn er geen andere voor- of nadelen over het hoofd gezien?

Argumentatie op basis van vergelijking.

De schrijver of spreker maakt een vergelijking tussen twee situaties; op grond van wat in de ene situatie (on)waarschijnlijk of (on)gepast is, onderbouwt hij een standpunt over wat in de andere situatie (on)waarschijnlijk of (on)gepast is.

Is datgene waarmee vergeleken wordt wel juist? Gaat de vergelijking wel op?

Argumentatie op basis van autoriteit.

De schrijver of spreker beroept zich op een uitspraak van deskundige en betrouwbare bron om een standpunt te onderbouwen (ook: argumentatie op basis van een gezaghebbende bron).

Is er sprake van een echte autoriteit?
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Geef een voorbeeld van argumentatie op basis van oorzaak-gevolg-relatie:

1. Je zult morgen wel verkouden zijn, want
2. Je hebt de hele middag op de tocht gezeten (en tocht veroorzaakt verkoudheid.

Enkele signaalwoorden: want, doordat, door, daardoor, te denken aan, te wijten aan, ten gevolge van, de oorzaak is, waardoor, zodat.

Geef een voorbeeld van argumentatie op basis van vergelijking:

1. VN-interventie in een land als Syrië is zinloos, want,
2. VN-interventie in het land Afghanistan leverde ook niets op (de situatie in Syrië is vergelijkbaar met die in Afghanistan).

De schrijver maakt een vergelijking of wijst op een overeenkomst met een onderdeel van zijn standpunt.

Enkele signaalwoorden: zoals, zo ook, evenals, hetzelfde als, in vergelijking met, anders dan.

Geef een voorbeeld van argumentatie op basis van voor-en nadelen:

1. Schiphol moet niet groter worden, want
2. De milieuoverlast vormt een te groot nadeel.

Enkele signaalwoorden: voordeel, nadeel, goed, slecht, positief, negatief, gunstig, ongunstig.

Geef een voorbeeld van argumentatie op basis van kenmerk of eigenschap:

1. Dit restaurant is vast en zeker duur, want
2. Het heeft wel drie sterren (het is kenmerkend voor driesterrenrestaurants dat ze duur zijn).

Geef een voorbeeld van argumentatie op basis van autoriteit:

1. Die jonge wielrenner gaat naar de Ronde van Spanje, want
2. De ploegleider noemde zijn naam in het Sportjournaal.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo