Samenvatting: Week 4

Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Week 4

• 1 Week 4

  Dit is een preview. Er zijn 15 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1
  Laat hier meer flashcards zien

• Wat is er bijzonder aan constructie proximale tubulus?

  Kubisch epitheel
  microvillie
  veel mitochondrien
  tight junctions

• Wat is er bijzonder aan constructie lis van henle?

  Vasa recta (voor nutrienten en osmotische waarde)
  dun
  tight j

• Wat is er bijzonder aan constructie distale tubulus?

  gekronkeld
  weinig microvilli

• Wat is er bijzonder aan constructie ductus colligentes?

  veel collageen en glad spierweefsel
  Overgangs epitheel / urotheel
  paraplucellen

• Hoe is de glomerulus geladen en wat is daar de consequentie van?

  De glomerulus is negatief geladen. Hierdoor kunnen kleine moleculen, positieve en ongeladen erdoorheen. Negatieve moleculen worden afgestoten (hierdoor blijft bijv albumine in het bloed)

• Waarom is er in de glomulaire capillairen alleen sprake van filtratie?

  Omdat de hydrostatische druk hoog wordt gehouden door de afferente en efferente ateriolen zal de colloid nooit boven de bloeddruk komen zodat alleen filtratie mogelijk is

• Waar in het glomulaire capillair is de filtratie sterker?

  Aan het begin (afferente ateriool), hier is de colloid druk relatief het laagst en zal dus de meeste filtratie plaatsvinden

• Hoe bereken je de GFR (Glomerular filtration rate)?

  excretie/plasmaconcentratie

• Wat voor rol speelt creatinine bij de GFR en wat is de voorwaarde?

  Creatinine wordt gemaakt door de afbraak van spieren altijd in dezelfde mate. Er wordt weinig van geresorbeerd of gesecerneerd dus is het vaak gebruikt om de GFR te meten
  
  de voorwaarde is STEADY STATE > constante productie van creatinine
  dit kan veranderen bij een nierdonatie

• Hoe werkt het drukverschil met afferent, capillair en efferent?

  CApillair druk kan hooggehouden worden door de efferent (hogere weerstand)
  hogere weerstand afferent > druk in capillair omlaag
  afferent kan verschillende perfusies reageren
  efferent alleen op een verlaagde perfusie