Samenvatting: Week 5 - Fiscaal Strafrecht

Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Week 5 - Fiscaal strafrecht

• 1 Kennisclips

• 1.2 Samenloop Belasting- en strafrecht

  Dit is een preview. Er zijn 3 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.2
  Laat hier meer flashcards zien

• Samenloop van de controlebevoegdheden van de Belastingdienst als er een strafzaak loopt. Stel dat de FIOD je boekhouding heeft meegenomen, moet je dan nog voldoen aan de bijkomende verplichtingen van art. 47 AWR bijvoorbeeld?

  Ja. Je kunt wel om uitstel vragen.

• Moet je antwoorden op de vragen van de Inspecteur als het OM naast je staat en je in een strafzaak zit?

  Nee, dan moet de Inspecteur jouw zwijgrecht in acht nemen want je hoeft jezelf niet te belasten.

• Wat staat er in 36e WbSv? Wat is het spanningsveld?

  Ontneming. Maar geldt niet in fiscale strafzaken: 74 AWR. Maar 36e WbSv kan wel samenloop zijn bijvoorbeeld en ontneming en belastingheffing. Maar de twee organen moeten dit met elkaar kortsluiten.

• 1.3 Overtredingens, Misdrijven en Deelnemingsvormen

  Dit is een preview. Er zijn 9 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.3
  Laat hier meer flashcards zien

• Wat is in het fiscale recht een overtreding? Waar vind je dat?

  Ook in art. 72AWR: de andere bij belastingwet strafbaar gestelde feiten waar geen gevangenisstraf op is gesteld

• In art. 68 AWR zie je ernstige overtredingen: het gaat dan vooral om het nalaten van je verplichtingen. Welke verplichtingen zijn dat? Noem 2 voorbeelden.

  1. Je doet de vereiste aangifte niet
     
  2. Je bewaart je informatie niet

• In art. 69 AWR zie je vooral misdrijven welke zich richten op opzettelijk handelen en dat kom je vaak niet tegen. Noem 3 voorbeelden.

  1. Je doet geen vereiste aangifte
     
  2. of niet binnen de gestelde termijn
  3. of 1 van de feiten uit 68

• In 69 AWR kan je een zwaar misdrijf begaan. Waar richt het zich voornamelijk op?

  1. Opzet
     
  2. Je doel is te weinig belasting betalen
  3. Strekkingsvereiste

• Een rechtspersoon zelf kan geen strafbaar feit verrichten. Wie wordt er gezocht om dat strafbare handelen aan toe te rekenen? Noem 2 voorbeelden.

  Degene die op dat moment de controle had, verantwoordelijk was, bijv. De actieve bestuurder aansprakelijk voor de strafrechtelijke handeling. Of degene die de bevoegdheid had maar juist verzuimde iets te doen, bijv een leidinggevende.

• Een rechtspersoon zelf kan geen strafbaar feit verrichten. Wat zijn de 2 toerekeningscriteria om een natuurlijk persoon de strafbare feiten toe te rekenen?

  1. Machtscriterium: controle over handelingen
     
  2. Aanvaardingscriterium: acceptatie van handelingen

• Uitbreiding strafrechtelijke aansprakelijkheid: er is een dader en misschien zijn er zelfs meer. Noem 3 voorbeelden.

  1. Poging ziet toe op begin van de uitvoering. Komt niet vaak voor (een poging om een onjuiste aangifte te doen).
     
  2. Deelneming: medeplegen. Zwaardere aanrekening, meer samenwerking.
  3. Medeplichtigheid: Lichtere vorm van medeplegen, namelijk behulpbaar zijn bij een strafbaar feit.