Renteaftrekbeperkingen - Winstdrainage
13 belangrijke vragen over Renteaftrekbeperkingen - Winstdrainage
Wat wordt verboden door Art. 10a Wet VPB?
Het gaat hier om een rente met een zakelijk karakter, anders zou het gaan om een onzakelijke geldlening en was aftrek sowieso onmogelijk.
Welke 3 rechtshandelingen zorgen ervoor dat op grond van art. 10a lid 1 geen rente afgetrokken mag worden omdat de schuld verschuldigd is aan een verbonden lichaam of een verbonden natuurlijk persoon?
- Winstdeling of teruggaaf van gestort kapitaal aan een verbonden lichaam of verbonden natuurlijk persoon door de belastingplichtige of een met deze verbonden aan de VPB onderworpen lichaam.
- Een kapitaalstorting in een verbonden lichaam door de belastingplichtige een met deze verbonden lichaam of een met deze verbonden in Nederland woonachtige natuurlijke persoon; of
- De verwerving of uitbreiding van een belang door de belastingplichtige, een met deze verbonden aan de VPB onderworpen lichaam of een met deze verbonden in Nederland woonachtige natuurlijke persoon in een lichaam dat na deze verwerving of uitbreiding een verbonden lichaam is.
Wat valt onder het begrip rente van art. 10a Wet VPB?
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
Wat wordt in art. 10a Wet VPB bedoelt met 'rechtens dan wel in feite direct of indirect'?
Rechtens: een schuld is rechtens aan een verbonden partij verschuldigd indien in civielrechtelijke zin een schuld is aangegaan bij een verbonden partij.
In feite direct of indirect: het gaat erom wie de 'echte' crediteur is. Er moet dus direct en indirect worden gekeken. Het gaat erom bij wie het risico ligt.
Wanneer bestaat er een verband tussen de schulden en de genoemde rechtshandelingen in art. 10a Wet VPB?
Er is in feite een verband als er sprake is van een verbonden persoon waarbij een schuld wordt afgesloten en daarna 1 van de drie rechtshandelingen voordoet. Ook andersom is er sprake van een feitelijk verband als zich 1 van de 3 rechtshandelingen voordoet en daarna sprake is van een verbonden persoon.
Wat wordt er bedoelt met de rechtshandeling: Het uitdelen van winst of teruggeven van gestort kapitaal aan een verbonden partij (art. 10a lid 1 Wet VPB)?
Van teruggaaf is onder andere sprake bij een statutaire vermindering van het nominale kapitaal.
Wat wordt bedoelt met de rechtshandeling: De storting van kapitaal in een verbonden lichaam?
Formeel kapitaal: inbreng van nominaal gestort kapitaal en agio.
Informeel kapitaal: een dochtervennootschap doet een storting op aandelen om een voordeel te genieten van de moedervennootschap dat zij onder zakelijke omstandigheden niet zou hebben verkregen.
Wat wordt bedoelt met de rechtshandeling: De verwerving of uitbreiding van een belang in een lichaam dat daarna verbonden is met de belastingplichtige?
Interne verhanging: een reeds met de belastingplichtige verbonden lichaam met geld dat is geleend van een verbonden lichaam, wordt overgenomen.
Externe acquisitie: de overname van een belang in een dochter die pas na overname een verbonden lichaam wordt van de belastingplichtige.
Welke punten vallen op indien een verbonden persoon van de belastingplichtige de rechtshandeling uitvoert?
Er zijn 2 punten die hierbij opvallen:
- Art. 10a Wet VPB is alleen va toepassing als de verbonden partij die de rechtshandeling verricht zich in de Nederlandse fiscale invloedssfeer bevindt.
- Een mogelijke dubbele toepassing van art. 10a door de toevoeging van de verbonden partij in de tekst van lid 3.
Wat zijn de 3 situaties van een ontsmetting of besmetting van een lening in art. 10a Wet VPB tijdens het bestaan van de schuld?
- Wijziging van het doel van de financiering;
- Wijziging van de crediteur;
- Wijziging in verbondenheid.
In welke 2 gevallen staat de tegenbewijsregeling van art. 10 lid 3 Wet VPB renteaftrek toe?
- De schuld en de rechtshandeling zijn gegrond op zakelijke overwegingen: zowel de schuld als de betrokken rechtshandeling moeten in overwegende mate zakelijk zijn; of
- De rente over de lening bij de crediteur is daadwerkelijk belast tegen een naar Nederlandse maatstaven redelijk tarief: compenserende heffing. Van een redelijke winstbelasting is sprake als deze leidt tot een heffing van ten minste 10% over een naar Nederlandse regels bepaalde winst.
Wat moet er op grond van art. 10a lid 4 onder een verbonden persoon worden verstaan?
- De belastingplichtige heeft een belang van minstens 1/3 in een ander lichaam (een dochter)
- Een ander lichaam heeft een belang van minstens 1/3 in e belastingplichtige (de moeder)
- Een derde (lichaam of natuurlijk persoon) heeft een belang van ten minste 1/3 in de belastingplichtige, terwijl deze derde ook voor minstens 1/3 een belang houdt in een ander lichaam (zusters)
- Een lichaam dat met een belastingplichtige onderdeel is van een fiscale eenheid in de zin van art. 15 of 15a Wet VPB.
Wat gebeurt er met de crediteur bij een art. 10a lening?
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden