Wereldoriëntatie 1; Aardrijkskunde

11 belangrijke vragen over Wereldoriëntatie 1; Aardrijkskunde

Wat is een belangrijk doel van een goede les wereldoriëntatie?

Verwondering en verbijstering oproepen (natuur).

Wat is de zin van Aardrijkskunde op geloofsgebied?


  • Wij kennen God door twee manieren: door de schepping en de Bijbel (NGB).
  • Wij zijn rentmeesters/beheerders van de schepping.
  • Wij zijn cultuurdragers om als medearbeiders van God de schepping te bewerken.
  • Wij zijn als geliefde kinderen van Jezus ook voor elkaar verantwoordelijk (Bergrede).

Waar gaat Aardrijkskunde over? (breed begrip)


  • sociaal-ruimtelijke orde.
  • verschijnselen die samenhangen met of voortkomen uit activiteiten van mensen.
  • het door de mens gemaakte milieu en breder … (verwondering).
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Waarom is een opvatting bij leerlingen essentieel?


  • De wereld om ons heen verandert snel,
  • Feitenkennis alleen is niet voldoende,
  • Leerlingen moeten in staat gesteld worden een eigentijds wereldbeeld op te bouwen.
  • Bewustzijn en verantwoording ontwikkelen in omgaan met natuur en samenleving.

Hoe is de structuur van het vak opgebouwd? Wat zijn de drie vakconcepten?

  1. Ontwikkelen van een geografisch wereldbeeld: eigen omgeving, land en wereld & het ontdekken van patronen.
  2. Kennis en inzicht in ruimtelijke vraagstukken: water, energie,  klimaatverandering, duurzaamheid, migratie, culturen, leefbaarheid en veiligheid.
  3. Het leren hanteren van geografische benadering: kaarten, atlassen, afstand.

In- en uitzoomen; vier verschillende schaalniveaus

Volgens Verheij en Notté (2009) zijn kinderen meer te motiveren door hen te laten werken met vier verschillende schaalniveaus:
  • eigen omgeving.
  • uitzoomen naar heel Nederland.
  • Verder uitbreiden naar Europa
  • en uiteindelijk naar de rest van de wereld.

Geografische vierslag; welke vragen stel je over een onderwerp en in welke volgorde?


  1. Waarnemen: Wat zie ik? Waar zie ik het? Hoe ziet het eruit? (inrichting ruimte)
  2. Herkennen: Heb ik dat ergens anders meer gezien? (spreiding)
  3. Verklaren: Hoe komt dat? Waarom daar? Waarom daar zo? (samenhang)
  4. Waarderen: Wat vind ik ervan? Hoe kan het ook anders? (meningsvorming)

Welke concrete volgorde staat centraal?


  1. Eigen omgeving
  2. Nederland
  3. Europa
  4. Wereld 

Hoe zorg je voor een geografische benadering?


  • Geografische vragen stellen.
  • Geografische werkwijzen kunnen hanteren,
  • Met geografische informatie (systemen) kunnen omgaan en een eenvoudig geografisch onderzoek kunnen uitvoeren,

Hoe hanteer je geografische werkwijzen?


  • Vergelijken van verschijnselen en gebieden in ruimte en tijd.
  • Relaties leggen tussen gebieden of in een gebied.
  • Vanuit verschillende perspectieven naar een gebied kijken.
  • Belangrijk bij aardrijkskunde zijn ook de verschillende schaalniveaus.
  • Soms heb je algemene regels geleerd zoals de werking van de waterkringloop.
  • Bij de laatste werkwijze plaats je verschijnselen en gebieden in hun geografische context.
  • Je bekijkt een gebied op schaalniveaus

Hoe hanteer je geografische hulpmiddelen?


  • Kiezen van de juiste kaart op basis van de van titel van de kaart of de legenda. 
  • Kaartlezen is de volgende stap van kaartgebruik: een legenda, schaal, windroos en titel.
  • Bij kaartanalyse lees je niet alleen de kaart af maar probeer je ook verbanden te zien in patronen.
  • De laatste stap is kaartinterpretatie. Met (geografische) kennis die niet op de kaart staat kun je verschijnselen op de kaart verklaren.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo