Samenvatting: Werkboek Inleiding Internationaal Recht | M C E M Draaisma
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Werkboek inleiding internationaal recht | dr. mr. M.C.E.M Draaisma
-
1 Inleiding in het vakgebied Internationaal Recht
Dit is een preview. Er zijn 22 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1
Laat hier meer flashcards zien -
Wat zijn de verschillen tussen een statenbond en een bondsstaat?
Een statenbond (confederatie) wordt gevormd wanneer een aantal staten met behoud van hun staatskarakter (het rechtskarakter van een staat) zich aaneensluiten tot een nieuw, met eigen organen toegerust rechtssubject.
De statenbond verschilt van de bondsstaat, doordat de verhouding tussen de samenstellende delen van de bondsstaat in de bondsconstitutie uitputtend is geregeld, terwijl die in de statenbond nog gedeeltelijk door de algemene volkenrechtsbeginselen wordt beheerst. In tegenstelling tot de bondsstaat heeft dientengevolge de statenbond geen staatskarakter en bezitten de onderdelen grotere zelfstandigheid. De leden van een statenbond bezitten in tegenstelling tot de onderdelen van een bondsstaat het recht tot opzegging. -
Wat wordt bedoeld met het beginsel 'staatssoevereiniteit'?
Het begrip 'soevereiniteit' kent twee aspecten:
• Intern (aan organen van de staat komt het inwendig hoogste gezag op eigen rechtsgebied toe)
• Extern (de staat is uitwendig onafhankelijk van het gezag van andere staten -> staten hebben de plicht zich te onthouden van interventie in andere staten). -
Wanneer is er sprake van een INTERNATIONALE ORGANISATIE?
- Werkterrein strekt zich uit over meer dan 1 staat
- Heeft 1 of meer organen
- Heeft enige mate van rechtspersoonlijkheid (zowel nationaal als internationaal gericht) -
Verschil tussen INSTITUTIONEEL en MATERIEEL INTERNAT. RECHT
Institutioneel internationaal recht is vrijwel altijd het verdrag waarmee een organisatie wordt opgericht. Dit verdrag omvat meestal taken, bevoegdheden, enz. van de organisatie. Ook alle 'organieke' regelingen die dit verdrag vereist, vallen onder dit begrip.
Materieel internationaal recht is het recht dat voortvloeit uit de taak die de organisatie heeft. Bijvoorbeeld regelingen op het gebied van milieu en gezondheid. -
Hoe komt een internationale organisatie aan zijn bevoegdheden?
Een IO heeft geen Kompetenz-Kompetenz. Hier geldt het attributiebeginsel: IO's hebben alleen bevoegdheden die hen zijn toebedeeld door hun lidstaten. -
Wat is het attributiebeginsel? (compétence d'attribution)
Internationale organisaties hebben enkel de bevoegdheden die hen door hun lidstaten zijn geattribueerd.
Dit beginsel is, behalve in art. 5 EG-Verdrag, vrijwel nergens gecodificeerd. -
Wanneer hebben internationale organisaties rechtspersoonlijkheid?
Meestal worden in het grondverdrag bepalingen opgenomen die een organisatie rechtspersoonlijkheid toekennen onder het nationale recht van lidstaten. Soms via een algemene regel, soms specifiek.
Voor veel organisaties wordt echter aanvaard dat rechtspersoonlijkheid impliciet aan hen is toegekend. Dat komt door de Reparations for Injuries-zaak: een organisatie moet de benodigde competentie hebben om haar rechten en plichten te kunnen vervullen (ICJ Rep. 1949, p. 174 e.v.). -
Wanneer kan een internationale organisatie zich succesvol beroepen op immuniteit bij een conflict met een medewerker voor een nationale rechter?
Een beroep op immuniteit van een organisatie kan alleen gehonoreerd worden door de nationale rechter, als de betrokkene een alternatieve rechtsgang heeft. Zonder alternatieve rechtsgang zou dit een schending van het EVRM-recht op toegang tot de rechter zijn. -
Wanneer kan een internationale organisatie (of ambtenaar) zijn privileges en immuniteiten te gelde maken?
Wanneer het een functioneel karakter heeft: De organisatie kan ze slechts uitoefenen voor zover het doel van deze privileges dit rechtvaardigt. De ambtenaar moet 'in functie' handelen.
Kortom: Privileges en immuniteiten vinden hun rechtvaardiging en hun grenzen hierin, dat zij noodzakelijk zijn om de organisatie in staat te stellen op onafhankelijke wijze haar functies uit te oefenen: functionele noodzakelijkheid / functioneel necessity. -
Verschil tussen besluitvorming bij unanimiteit / meerderheid / bij consensus
Bij unanimiteit stemmen allen met het bereikte resultaat in.
Bij meerderheid is slechts sprake van een (gewone of gekwalificeerde) meerderheid, maar wordt er nog wel gestemd.
Bij consensus is er geen sprake van stemming, maar kunnen alle partijen 'ermee leven'.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden