Samenvatting: Werkcolleges Kwartaal 6, 7 En 8

Studiemateriaal generieke omslagafbeelding
  • Deze + 400k samenvattingen
  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Gebruik deze samenvatting
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo

Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Werkcolleges kwartaal 6, 7 en 8

  • 1 16-12-21 Afgeweken liggingen en flexieliggingen

  • 1.2 Lesaantekeningen

    Dit is een preview. Er zijn 3 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.2
    Laat hier meer flashcards zien

  • Welke krachten worden tijdens een baring ondervonden?

    • Er is weerstand door het benige en weke bekken
    • Weeënkracht
    • Perskracht
    • Zwaartekracht
  • Leg uit wat de excentrische pool is. Doe dit evt. aan de hand van een voorbeeld.

    Excentrische pool is het diepst gelegen deel, wat net niet in de bekkenas ligt.

    VB: eierdopjes met ei erin. Jij zet het ei recht dan heb je een centrische pool. Broertje zet het ei er scheef in, het hoogste punt ligt dan niet meer exact in het midden dus heb je een excentrische pool. Iets wat niet volkomen rond is heeft een pool. Voetbal heeft bijv. geen pool
  • Wat zijn maternale en foetale factoren die van invloed zijn op de spildraai?

    Maternaal:
    • Vorm en omvang
    • Weerstand benige baringskanaal
    • Weerstand weke baringskanaal
    • Weeënkracht en spierkracht



    Foetaal:
    • Vorm en omvang van het caput
    • Verschil in buigbaarheid
    • Mate van nekspierspanning
    • Excentrische pool
  • 2 31-1-22 Afwijkende standen

  • 2.1 Voorbereiding

    Dit is een preview. Er zijn 2 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 2.1
    Laat hier meer flashcards zien

  • Hoe draait een kind in een hoofdligging van H2 tot H4 door het bekken? Geeft per Hodge-vlak de hoofdligging van de foetus aan.

    H2: Asynclitismus posterior
    H3: Asynclitismus anterior
    H4: Naar Aav of Aaa
  • Als je deflexie wil bevorderen, wat voor houding moet de moeder dan aanemen?

    Zijligging van de moeder aan de zijde van de buik van het kind.
  • 2.2 Lesaantekeningen

    Dit is een preview. Er zijn 3 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 2.2
    Laat hier meer flashcards zien

  • Als je een aangezichtsligging toucheert, wat is dan de A en de S van je POVIAS?

    A: hoofd
    S: aangezichtsligging met de kin (=aanwijspunt) rechts/links voor/achter.
  • Hoge rechtstandOp welke ligging lijkt een hoge rechtstand? Hoe ligt het kind?Wat is gunstige de voorste of achterste hoge rechtstand? En waarom?   Wat is je beleid  

    1. Een hoge rechtstand lijkt op een kruinligging.
    2. Het kind ligt met het caput recht boven het bekken, i.p.v. dwars. Hierdoor daalt het heel zigzaggend in en is er geen inwendige spildraai. 
    3. De voorste hoge rechtstand is gunstiger omdat het hoofd dan door iets naar links/rechts te gaan kan indalen. Bij een achterste hoge rechtstand stokt het brede voorhoofd vaak op de symfyse en het os pubis waardoor een SC noodzakelijk is.  
    4. Verticale houding, indien nodig bijstimulatie/SC 
  • Diepe dwarsstandWat houd deze ligging in?Wat kunnen hier oorzaken van zijn?Wat zijn de beleidsopties?

    1. Ligging die zich presenteert tussen H2 en H4. Waarbij de pijlnaad op of nabij de bekkenbodem staat.
    2. Disproportie, IUVD, weinig weerstand van baringskanaal, onvoldoende weeënactiviteit, androïd of platypelloïd bekken
    3. Zijligging (ter bevordering van de flexie), digitale correctie (2 vingers tijdens de wee draaien en daarmee het hoofd te flecteren en tussen de weeën het hoofd stabiliseren), weeënstimulatie, kunstverlossing
  • Als er sprake is van een achterste wandbeenligging, hoe ligt het kind dan en wat voel je bij een VT?

    Het kind ligt met zijn hoofd op de linkerschouder. Het achterste wandbeen ligt dan het diepst in het bekken. De pijlnaad is echter nu voor de bekkenas. Dus er is alsware een versterkt asynclitisme anterior.
  • 3 28-3-22 Shock

  • 3.1 Voorbereiding

    Dit is een preview. Er zijn 4 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 3.1
    Laat hier meer flashcards zien

  • Door welke dingen wordt de cellulaire perfusie bepaald?

    Hart, vloeistofvolume, bloedvaten en lichaamscellen

Om verder te lezen, klik hier:

Lees volledige samenvatting
Deze samenvatting +380.000 andere samenvattingen Een unieke studietool Een oefentool voor deze samenvatting Studiecoaching met filmpjes
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart