Samenvatting: Werken In Een Organisatie
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Werken in een organisatie
-
1 College 1
-
1.1 Getting to Know the Human Service Organisation
Dit is een preview. Er zijn 1 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.1
Laat hier meer flashcards zien -
Social Work Organisaties verschillen op veel onderdelen, zoals doelgroep, methodieken, doelen, etc. Desalniettemin hebben ze een ding allemaal gemeen. Wat is dat?
Wat social work organisaties met ekaar delen, is hun oriëntatie op de preventie, verbetering, oplossing van de (geestelijke) gezondheid, sociale of ecologische problemen die individuen, families, specifieke groepen en gemeenschappen teisteren. -
Waar zijn direct service medewerkers verantwoordelijk voor?
Direct service werknemers zijn verantwoordelijk voor het uitvoeren van het traject van professionele activiteiten met en voor cliënten, waarbij de opgestelde doelen van de mensen bereikt moeten worden door middel van persoonlijk contact met en de directe invloed van de maatschappelijk werker. -
Organisatorische contexten hebben zowel positieve als negatieve invloeden op social work. Noem deze.
Positieve attributen bevatten het gezag en het mandaat om diensten te verlenen aan het algemeen belang.
Negatieve attributen omvatten soms belastende papierwerk en operationele regels die in strijd kan zijn met het verstrekken van tijdige en effectieve dienstverlening aan cliënten. -
Het is gebruikelijk om hulpverleners ontevredenheid te horen uiten over de organisatie waar ze voor werken en typische loopbaanontwikkeling patronen suggereren dat hulpverleners meerdere malen van baan verwisselen, vooral in het begin van hun carrière. Welke verklaring is daarvoor?
Social workers verdienen promoties en (salaris)verhogingen wanneer ze van de ene naar de andere instantie verwisselen. -
1.3 Levering van zorg, een inleiding
Dit is een preview. Er zijn 8 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.3
Laat hier meer flashcards zien -
Wat betreft het macroniveau van de organisatie van de zorgsector?
Het macroniveau van de organisatie van de zorgsector betreft het overheidsbeleid inzake gezondheidszorg en welzijnszorg. -
De zorgsector in Nederland is behoorlijk complex georganiseerd. Om grip op de materie te krijgen worden vijf ordeningsprincipes gebruikt. Welke?
- op basis van het doel van de zorg
- op basis van degene die de zorg verleent
- op basis van de afstand tussen zorggebruiker en zorgverlener
- op basis van de plaats waar de zorg gegeven wordt
- op basis van de zorgduur -
Wat zijn de vier ordeningsprincipes op basis van de afstand tussen zorggebruiker en zorgverlener?
Er is sprake van een soort hiërarchische indeling, echelons genoemd.
1. Het nulde echelon of nuldelijnszorg: zorg geven door anderen dan professionele zorgverleners in de individuele zorg, zoals zelfzorg, mantelzorg en straathoekwerkers.
2. Het eerste echelon of eerstelijnszorg: zorg geleverd door professionele zorgverleners waartoe zorggebruikers zich rechtstreeks kunnen wenden.
3. Het tweede echelon of tweedelijnszorg: zorg die niet direct toegankelijk is voor zorggebruiker; daartoe is een verwijzing nodig vanuit het eerste echelon.
4. Het derde echelon of derdelijnszorg: alle zorg waarbij een cliënt wordt opgenomen in een instelling. -
Wat is het nadeel van zorg de combinatie van zorg en ergens verblijven of wonen?
Het nadeel van de combinatie van zorg en ergens verblijven of wonen is dat het ergens verblijven, kosten met zich meebreng als: huur, bewassing en voeding. -
Wie zijn de cruciale actoren of stakeholders in de zorgsector?
- zorggebruikers
- zorgverleners
- zorgaanbieders of -organisaties
- zorgverzekeraars
- overheden -
1.4 Microtheorieën
Dit is een preview. Er zijn 19 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.4
Laat hier meer flashcards zien -
Welke acht theorieën over organisaties worden er behandeld in de reader?
1. Taylor: scientific management
2. Fayol: general management
3. Weber en Blau: de bureaucratie
4. Mayo: human relations
5. Argyris: revisionisme
6. Total Quality Management
7. Human Resource Management
8. Senge: de lerende organisatie en de reflexieve professional
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden