Startpagina / Samenvattingen / Wie is de homo sapiens? / celmembraan-impuls-depolarisatie

Neurowetenschappen - Werking vh zenuwstelsel

Q: Welke 2 componenten heeft een neurale impuls?

neuron geprikkeld -> info via afferente neuronen nr hersenen neurale impuls = elektrische & chemische component elektrische comp: potentiaalverschil vn 2 kanten celmembraan & verspreidt zich via axonen & dendrieten chemische comp: overgang neurale impuls vn 1 neuron nr volgende neuron= neurotransmissie

Q: Waarom spreekt men van depolarisatie vh celmembraan?

rusttoestand : membraan meer doorlaatbaar voor K+ MAAR wnr geprikkeld : membraan meer doorlaatbaar voor Na+ -> eerst meer ionen Na+, dan pas ionen K+ -> potentiaalverschil tss binnen- & buitenkant van cel wordt verminderd = depolarisatie

Q: Wat gebeurt wanneer er een postsynaptisch potentiaal gevormd wordt?

- receptor-neurotransmitter complexen geinactiveerd - neurotransmitters gerecycleerd door re-uptake -> opnieuw in blaasjes door bindingen -> exciterende PSP of inhibiterende PSP gevormd worden: * EPSP = veroorzaakt depolarisatie van celmembraan -> meer kans op actiepotentialen ( versterkt reactie op zenuwprikkel) * IPSP = veroorzaakt hyperpolarisatie van celmembraan -> minder kans op actiepotentialen ( dooft reactie op zenuwprikkel uit ) DUS elke soma ontvangt ofwel een IPSP of EPSP uit dendrieten -> moeten som maken voor neurale impuls door te geven aan volgende cel

Q: Onderzoek in sociale cognitieve neurowetenschappen analyseert het sociale gedrag van mensen op 3 niveaus:

1. gedragsmatig niveau 2. integratie van verschillende hersendelen 3. chemische activiteit binnen hersendelen -> neurotransmitters

5 belangrijke vragen over Neurowetenschappen - Werking vh zenuwstelsel

Om prikkel te coordineren met gedragsrespons -> lichaam heeft interne communicatiemiddelen nodig. Welke 2 stelsels zorgen hiervoor?

1. endocrien/hormonaal stelsel

klieren die chemische stoffen vrijlaten (hormonen)stoffen verspreiden via bloedsomloop= signalen die boodschap van 1 plek nr andere overbrengentrage verspreiding

2. zenuwstelsel

informatieverwerkingssysteemontvangt info (input) - verwerkt (throughput) - verstuurt (output)zorgt voor aanpassingen in gedragcommunicatie tss interne & externe prikkelsonderscheid anatomie (structuur:neuronen verbonden met zenuwbanen) & communicatiemiddelen (functie: neurotransmitter