Inleiding - Historische evoluties

24 belangrijke vragen over Inleiding - Historische evoluties

Wat is de dominante denkfiguur in de moderne tijd?

Het idealisme. De objectieve werkelijkheid verschijnt daarbij essentieel als het product van het denk- en kenvermogen.

Wat is de opvallendste overeenkomst tussen de opvatting over de werkelijkheid in de oudheid en in de Middeleeuwen?

Dat in beide periodes de ware werkelijkheid in stabiele, universele en kenbare principes gezocht worden.
De realiteit is constant onderworpen aan wording en verandering en lijkt dus niet aan het begrip van de ware werkelijkheid te voldoen.
Het denken  is in staat de ware werkelijkheid te achterhalen  = realisme.

1. Welke gelijkenis hebben de oudheid en de middeleeuwen in de manier waarop ze de vraag naar de verhouding tussen zijn en denken stellen en beantwoorden?

  1. Het zoeken van de ware werkelijkheid in stabiele, universele en kenbare principes.
  2. Het denken en de ware, goddelijke werkelijkheid zijn essentieel met elkaar verwant.
  3. Het denken beweegt zich overwegend binnen het model van het realisme: er bestaat een werkelijkheid die in zichzelf geordend is en gelooft dat het denken bij machte is om die samenhang te achterhalen
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Tijdens de Oudheid en de Middeleeuwen overheerste het 'realisme' in de filosofie wat hield dit in?

Het realisme stelt dat er een werkeijkheid bestaat die in zich zelf geordend is en gelooft dat het denken bij machte is om deze orde te achterhalen.

'De wending naar het subject" is een cesuur en het begin van de moderne tijd.

De waarheid bevindt zich niet langer in een ideeënwereld of in God, maar binnen in het menselijk denken.
De mens wordt oorsprong en fundament van zijn verhoudingen tot de realiteit.

2. Welke ontwikkeling markeert het begin van het moderne denken?


De wending naar het subject.
Voortaan bevindt de waarheid zich niet in de ideeënwereld of in God, maar binnen de mens, d.i. binnen het menselijk denken zelf.

Na de Middeleeuwen komt het 'moderne' denken op met het idealisme wat hield dit denken in voor het subject?

Het moderne subject (de denkende) plaatst zich zelf als het waren boven de wereld en creëert een inerte, heteronome en maakbare werkelijkheid (het object). Dit leid tot een gecentraliseerd subject.

Hoe plaatst de hedendaagse tijd het subject?

Het menselijk bestaan is tijdelijk en gelokaliseerd. Dit leid tot een gedecentraliseerd subject.

3. Aan de basis van wat ligt de moderne wending van het subject onmiddellijk?


Aan de basis van het ontstaan van de moderne natuurwetenschappen.
Maar ook aan de basis van tal van andere domeinen:
  • politiek
  • recht
  • economie
  • religie
  • etc.

Wat is een overeenkomst tussen de oudheid en de middeleeuwen in hoe ze omgaan met de verhouding tussen het 'denken' en 'zijn'?

Beide periodes zoeken de ware werkelijkheid in stabiele en universele principes. (Goddelijke ideële wereld)
De ware wereld wordt als een probleem ervaren.  De waarheid ligt aanvankelijk buiten de mens. Wie gered wil worden, moet zich waarheid opnieuw eigen maken.

4. Wat is het resultaat van de wending naar het subject?

Het ontstaan van het moderne subject dat zichzelf als oorsprong en fundament van de moderne cultuur en samenleving begrijpt.

5. Wat is een belangrijk effect van de wending naar het subject in de verhouding tussen denken en zijn?


Denken en zijn worden nu geconceptualiseerd in de termen van subject en object.
  • Het denken is voortaan nog uitsluitend een menselijk denken en is het denken van een subject. Het subject is een actieve, productieve instantie die aan de basis ligt van zijn eigen werkelijkheid.
  • De werkelijkheid wordt nu uitsluitend opgevat als het passieve product van het subject, d.i. als object.

6. Welke tegenstelling is typisch voor de moderniteit?

De scherpe tegenstelling tussen een oppermachtig, zelfgenoegzaam en productief menselijk subject en een inerte, heteronome en maakbare werkelijkheid als object.

Wat betekent de term 'subject' en welke gedachte wordt ermee uitgedrukt?

Het betekent 'drager'. Het drukt de gedachte uit: De mens wordt oorsprong en fundament van (zijn verhoudingen tot) de realiteit.

8. In de hedendaagse tijd is de verhouding tussen denken en zijn opnieuw bekeken. Waartoe leidde dit?


Het denken maakt onvermijdelijk zelf deel uit van de werkelijkheid en wordt door die werkelijkheid ook bepaald.
Er gaat steeds meer aandacht uit naar de manier waarop het subject in zijn denken en handelen bepaald wordt door instanties waarop het zelf geen grip meer heeft.

Waar verzet de hedendaagse tijd zich tegen?

Tegen de abstracte positie van het moderne subject. Het wordt ontmaskert als een illusie. Het leidt tot een decentrering van het subject.

Wat wordt aangeduid als de wending naar het subject?

De cesuur die een einde maakt aan de middeleeuwse wijsbegeerte en het begin van het moderne denken markeert.

9. Wat voert in de hedendaagse tijd de boventoon in het filosofisch discours?

Een wisselende mengeling van realisme en idealisme, aangevuld met een belangrijk aandeel relativisme en scepticisme.

Gelijkenissen tussen opvattingen uit de oudheid en de middeleeuwen?

De wereld wordt in beide perioden als problematisch ervaren. Een zoektocht naar de echt werkelijke en eeuwige wereld, de goddelijke wereld en de waarheid. Dit vergt een zekere ascese. De waarheid ligt buiten de mens. Het realisme stelt dat er een werkelijkheid bestaat die in zichzelf geordend is en gelooft dat het denken bij machte is om die samenhang te achterhalen.

Waarom komt er verzet tegen het moderne subject?

Subject is lang niet zo verheven en autonoom als moderne filosofie dacht. Ook het subject wordt bepaald door instanties waarop het zelf geen grip meer heeft.
Moderne subject vormt geen homogene stabiele eenheid meer. Verschijnt als een gespleten realiteit die nooit helemaal transparant kan worden.

Waar bevindt de waarheid zich in het moderne denken?

Binnenin de mens. Dat is binnen het menselijke denken zelf.

'Centraal in de inhoud staat de vraag naar de verhouding tussen denken en werkelijkheid, kernvraag vanaf het allereerste begin. Die vraagstelling wordt geconcretiseerd en ingevuld aan de hand van de plaats, de positie en de rol van het subject.' ​​​​​​​Wat wordt in dit citaat bedoeld met ‘subject’?

De denkende instantie.

Wat wordt bedoeld met de denkende instantie?

De mens, die oorsprong en fundament is van zijn eigen werkelijkheid of waarheid. Hij staat tegenover het (gekende) object. Tegenover het product.

Verklaar waarom de mens het fundament van de waarheid is.

De mens doet uitspraken over wat waar en onwaar is, werkelijk en onwerkelijk.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo