Kinder- & Jeugdpsychiatrie

8 belangrijke vragen over Kinder- & Jeugdpsychiatrie

Welke stoornissen staan in de differentiaaldiagnose van ASS, en wat zijn onderscheidende kenmerken (differentiële diagnostiek)?

Differentiaal diagnose & comorbiditeit
DD en comorbiditeit
- Verstandelijke beperking
- Ernstige taalontwikkelingsstoornis
- Zintuiglijke beperkingen
- Reactieve hechtingsstoornis (niet normale sociale interactie maar met bv oorzaak omdat je niet in veilige omgeving bent opgegroeid)

Sociale angststoornis
- Comorbiditeit
- ADHD
- OCF
- Tics / gilles de la tourette


--> differentiëren op basis van ontwikkelingsanamnese

Een middelbare school heeft 1000 leerlingen. Hoeveel van deze leerlingen zullen ongeveer in hun leven de diagnose ASS krijgen (epidemiologie)?

Epidemiologie
1% van de bevolking
Stijging hangt samen met ruimere criteria en vakere diagnose bij normale intelligentie, en toename bewustzijn
M:V = 4:1, uitgesprokener verschil bij normale intelligentie

Wat zijn de voornaamste (niet-)medicamenteuze behandelmogelijkheden bij ASS (behandeling)?

Doel behandeling = omgeving aanpassen zodat die voor ASS patiënt begrijpelijk en voorspelbaar is + vaardigheden

aanleren om zo goed mogelijk met beperkingen om te kunnen gaan
1) Psychoeducatie = voorlichten van patiënt en omgeving
2) Pedagogische en psychosociale interventies = structuur in activiteiten, tijd, plaats en persoon in thuis, school/werk en
vrijetijdsbesteding (bv plaatjes met stappen van naar bed gaan)
3) Vroeginterventie = ontwikkeling intensief stimuleren
- Aanleren sociale vaardigheden, planningsvaardigheden
- In eigen omgeving
- Kritiek = je leert trucjes maar werkt niet direct aan kwetsbaarheden
4) Medicatie voor bijkomende symptomen
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Hoe is het beloop in de tijd van ADHD (beloop)?

Beloop zonder behandeling = meer ongelukken, meer EHBO bezoeken, grotere school en werk uitval, meer middelenmisbruik met vroeger begin, vaker scheidingen en meer familieruzies, verminderde werk productiviteit van
ouders met kind met ADHD

Positieve aspecten van ADHD
- Creatief en fantasierijk, heeft originele ideeën
- Energiek, enthousiast, vrolijk en spontaan, is stoer en durft veel
- Kan goed oplossingen bedenken, doet direct wat er gevraagd wordt, onderneemt en onderzoekt van alles
- Beweegt graag en snel
- Eerlijk en rechtvaardig, groot gevoel voor humor, kan intens en onbezorgd genieten

Welke observaties bij psychiatrisch onderzoek kunnen passen bij ADHD (klinische kenmerken)?

Diagnostiek
ADHD diagnose obv kinderpsychiatrisch onderzoek (met evt op indicatie neuropsychologisch onderzoek)
- ADHD = klinische diagnose die wordt gesteld op kinderpsychiatrisch onderzoek (ontwikkelingsanamnese, hetereoanamnese, school)
- Soms wordt bij twijfel over nog meer onderliggende factoren / verkrijgen van extra handvaten op indicatie een
neuropsychologisch onderzoek verricht.

Welke stoornissen staan in de differentiaaldiagnose van ADHD, en wat zijn onderscheidende kenmerken (differentiële diagnostiek)?

Differentiaal diagnostisch
Normale variatie in ontwikkeling
Samenhangend met context
Overvraging
Somatiek

  • Schildklierstoornissen = opgejaagd gevoel
  • Epilepsie = absence wegrakingen die lijken op aandachtsproblematiek
  • Visus/gehoorstoornissen
  • Neurofibromatose = onrust, impulsief, minder inhibitie, vermoeidheid, cafe au lait vlekken
  • Fragiele X syndroom
  • Velocardiofaciaal syndroom
Medicatie (anti-epileptica, antihistaminica, benzodiazepine; mogelijk paradoxale effecten van medicatie die
onrust geven)
Ernstige slaapproblemen

Een middelbare school heeft 1000 leerlingen. Hoeveel van deze leerlingen zullen ongeveer in hun leven de diagnose ADHD krijgen (epidemiologie)?

Basischoolleeftijd 3-7%, adolescenten 2%, volwassenen 1%
Meestal op kinderleeftijd diagnose ADHD met volwassenen 1/3 houdt klachten, 1/3 geen klachten, 1/3 wel klachten
maar voldoet niet meer aan diagnose
  • Bij follow up minder ADHD met oudere leeftijd
  • Rijpingshypothese = rijping van de cortex is vertraagd maar komt wel op gang, eventuele verklaring voor verminderde incidentie op oudere leeftijd. Bij verdere rijping kan ADHD afnemen
  • Daarnaast is het ook zo dat als je ouder wordt en beter snapt waar je kwetsbaarheden liggen + meer structuur kan bouwen in je leven kunnen ADHD klachten afnemen

M:V = 2-3:1
Wereldwijde prevalentie 5%

Welke biologische en psychosociale factoren dragen bij aan ADHD (etiopathogenese)?

Neurobiologisch

- Heritabiliteit 60-90% (verklaarde genetische variantie)
- Risico op ADHD bij broertjes of zusjes van kind met ADHD = 3-5x vehoogd = multifactoriele erfelijkheid
- Prenatale en perinatale complicaties (roken, alcohol, stress) = risico 3-4x verhoogd
- In grote groepen zijn bepaalde hersenstructuren wat kleiner
- Hersenontwikkeling vertraagd
- Dopaminerge neurotransmittersysteem betrokken

Psychologisch
- Impulsiviteit, aandacht, inhibitie moeite


Sociaal
- Opvoedstijl (consequent, structuur) = onderhoudende factor in manifestatie ipv etiologisch
- Relatie met ouders

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo