Syllabus PMG - Systeemziekten

18 belangrijke vragen over Syllabus PMG - Systeemziekten

De huid bestaat uit 3 basis lagen: epidermis, dermis en subcutaan weefsel. Wat zijn de kenmerken van de Epidermis (opperhuid)?

Epidermis: bovenste huidlaag, gevormd uit het ectoderm.
Te verdelen in dik (400-1400 µm, handpalmen/voetzolen) en dun epidermis (75-150 µm, de rest van het lichaam).
Epidermis bestaat uit 4 sub-lagen keratinocyten: stratum corneum, stratum lucidum, stratum granulosum, stratum spinosum en stratum basale.
Connectie epidermis-dermis
Tussen het dermis en epidermis zit een onregelmatige connectie uitsteeksels bestaand uit dermale papillen en epidermale richels. Functie: versterking tussen de lagen. Verder zit er basaalmembraan tussen epidermis en dermis.

Waaruit bestaat de Dermis en wat zijn de kenmerken?

Dermis: bindweefsel onder de epidermis ligt. Ontstaan uit mesoderm. 2 sublagen:
Papillaire laag: meest oppervlakkige laag dermis. Bestaat uit areolair weefsel (losmazig) met type I en III collageen vezels, fibroblasten en verspreide mestcellen, dendritische cellen en leukocyten.
Tussen de reticulaire laag en papillaire laag ligt microvasculair subpapillaire plexus die vertakt tot dermale papillen.
Reticulaire laag: diepste en dikste laag dermis. Bevat dicht irregulair bindweefsel (vooral bundels type I collageen) met haarwortels, talg- en zweetklieren, zenuwen en diepe plexus bloedvaten die uitvloeien naar subcutaan weefsel. Elastische vezels geven elasticiteit aan de huid.

1. Wat wordt verstaan onder farmacokinetiek en wat onder farmacodynamiek?

Farmacokinetiek beschrijft absorptie, distributie, metabolisme en excretie (ADME) en het concentratieverloop wat hieruit volgt. Wat het lichaam doet met het geneesmiddel’.
Farmacodynamiek: effect wat farmacon heeft op het lichaam, biochemische en fysiologische effecten en onderliggende werkingsmechanismen, gewenst (=werking) of ongewenst (=bijwerking).
Bepaald door o.a. geneesmiddel-receptor interacties en specifiek voor type geneesmiddel.  Wat het middel doet met het lichaam-> farmacodynamiek = drug effect.
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Wat is vorm en functie van Subcutaan weefsel (hypodermis, onderhuid, subcutis)

Een losmazige (areolair) bindweefsellaag vooral bestaand uit adipocyten (aantal verschilt per lichaamsregio) bindt losjes met onderliggende organen, waardoor het mogelijk wordt voor huid om er soepel overheen te bewegen.

1. Licht de concentratie-tijd relatie toe aan de hand van begrippen Wat is biologische beschikbaarheid, therapeutisch venster, halfwaardetijd, verdelingsvolume (werkelijke, reële en het fictieve verdelingsvolume), ‘area under curve (AUC)’, eerste orde kinetiek, nulde orde kinetiek, niet-lineaire verzadigingskinetiek en cumulatie. Waar zijn ze van afhankelijk en licht aan de hand van deze begrippen de concentratie-tijd relatie toe.

Toediening farmacon beoogd een therapeutisch effect. Hierbij is nodig dat voldoende concentratie de juiste plek bereikt. Het belangrijkste bij interpretatie farmacokinetiek is de concentratie-tijdcurve in het bloed, deze geeft de concentratie over de tijd weer, hiervan kunnen middel-specifieke farmaco-kinetische parameters worden afgeleid.

Wat is het therapeutisch venster en wat moet je ermee?

Therapeutisch venster: gebied waarin middel in effectieve concentratie aanwezig is. Ligt tussen MEC (minimale effectieve concentratie) en MTC (minimale toxische concentratie). Deze concentraties zijn farmacon specifieke eigenschappen, en het therapeutisch venster is een maat voor hoe veilig het middel gegeven kan worden.

Wat is de halfwaardetijd (t1/2) en waar heb je het voor nodig?

Halfwaardetijd (t1/2): tijd tot plasma (of bloed-)concentratie met de helft afneemt. Halfwaardetijd is onafhankelijk van concentratie, eigenschap van proces en farmacon. Ook een maat voor verblijf werkzame stof in het lichaam (ook wel: plasma-halfwaardetijd, eliminatiehalfwaardetijd of terminale halfwaardetijd genoemd). Met de t1/2 is de plasmaconcentratie van het medicijn over de tijd te voorspellen. Langere t1/2 -> langer in het lichaam. Hoe langer de t1/2, hoe langer het ook duurt voordat medicijn steady-state level bereikt. Nuttig om te bepalen hoe behandeling te starten. T1/2 is evenredig met verdelingsvolume en omgekeerd evenredig met klaring.

Wat is de AUC in de farmacotherapie?


Area under the curve (AUC): maat voor hoeveelheid farmacon die in het lichaam is geweest. Belangrijk omdat bij vergelijken  toedieningsvormen plasmaconcentratie op tijdstip x niet bruikbaar is, deze is afhankelijk van absorptiesnelheid en geen  maat voor totale blootstelling.
AUC berekend met integraal van formule concentratieverandering.
AUC = F * D (dosis)/Cl (klaring). De AUC wordt uitsluitend bepaald door hoeveelheid farmacon in algemene circulatie, kan daarmee gebruikt worden om doseringen en doseringsvormen te vergelijken, en biologische beschikbaarheid te berekenen.

Wat zijn de secundaire efflorescenties en hoe kenmerken deze zich?:

Crusta (korst): ingedroogd serum, bloed of pus aan huidoppervlak.
Squama (schilfer): zichtbare ophoping keratine, oftewel dode huidcellen.
Erosie: verlies gehele of gedeeltelijke epidermis. Zonder bloedverlies.
Excoriatie: verlies epidermis en oppervlakkige dermis door krabben/exogeen trauma. Kan bloeden.
Ulcus: verlies volledige epidermis en deel dermis dat tot subcutis kan uitbreiden.
Atrofie: afname van weefsel:
Epidermale atrofie: fijne rimpeling epidermis
Dermale atrofie: geel onderhuids vetweefsel schemert door centraal. Dermale vaten schemeren door in mn rode deel.
Subcutane atrofie: epidermis en dermis niet aangetast. Huidskleur onveranderd.

1) Kan een huidafwijking morfologisch beschrijven met behulp van de efflorescentieleer (versatest) (PROVOKE)

Het systematisch omschrijven van een huidaandoening gebeurt in twee stappen.
Bepaal de efflorescentie ->kennis over  primaire en secundaire efflorescenties.
Beschrijf middels PROVOKE.P = Plaats (gedissimineerd, gelokaliseerd ter plaatse van …, buig/strekzijde extremiteiten, interdigitaal, palmair, plantair, zonblootgestelde huid, periorificieel)
R = Rangschikking (solitair, gegroepeerd, segmentaal, folliculair)
O = Omvang (aantal, grootte, uitbreiding)
V = Vorm (annulair, lineair, ovaal, grillig, polycyclisch)
O = Omtrek (lijnscherp, onscherp, matig scherp, onregelmatig begrensd)
K = Kleur    
E = Efflorescentie 

Kent de kliniek en pathofysiologie van psoriasis (alle vragen over psoriasis > Eline)Bron: Clinical Medicine 10th > Skin diseases + college 2.1 week 1 introductie
Epidemiologie van Psoriasis


Prevalentie: 2% van de bevolking
sans-serifVroege onset: 16-22 jaar (vaak familiaire component) en late onset: 55-60 jaar.
Het treft mannen even vaak als vrouwen
Aandoening lijkt polygeen (bepaald door meerdere erfelijke factoren), maar is ook afhankelijk van bepaalde triggers in de omgeving

Wat zijn veelvormende psoriasis comorbiditeiten?

Artritis psoriatica: (ontsteking synovium gewrichten), +/- 5-10% psoriasispatienten -> pijn, zwelling, gewrichtsstijfheid.


Auto-immuunziekten: bijv ziekte van Crohn
Geassocieerd met metabool syndroom, als:
o Centrale obesitas
o Hoge bloeddruk
o Hoge triglyceriden
o Lage HDL-cholesterol
o Insuline resistentie

50%psoriasispatiënten nagelveranderingen, soms voor ziekte. Type nagelaandoeningen:
Kuiltjes in nagel
Oncholoysis: distaal loskomen nagel van nagelbed
Geel/bruine verkleuring van de nagel
Subunguale hyperkeratosis

Leg uit waarom geneesmiddel eliminatie als klaring uitgedrukt wordt en benoem hoe klaring zich verhoudt tot de halfwaardetijd (t½) en het verdelingsvolume.

Klaring geneesmiddel is maat voor eliminatie capaciteit van lichaam (mn lever en nier). Hoeveelheid plasma dat per tijdseenheid volledig van geneesmiddel wordt ontdaan. Klaring = constante waarde.


De T ½ = maat voor verblijfsduur werkzame stof in lichaam-> tijdsduur die het lichaam nodig heeft om plasmaconcentratie te halveren. T ½ is evenredig met het verdelingsvolume Vd, omgekeerd evenredig met klaring.

Wat is het Concept steady state plasmaconcentratie?

Steady state plasmaconcentratie (Css): snelheid eliminatie van medicijn = snelheid van infusie. ->constante hoeveelheid  geneesmiddel in plasma.
Voor perfect stabiele plasmaconcentratie is intraveneuze toediening nodig.
Tijd tot steady state -> hangt af van eliminatie-halfwaarde en verdelingsvolume (Vd). Normaliter 93-96% van steady state bereikt na 4-5x halfwaardetijd. Bij langzame klaring en/of hoog verdelingsvolume, zal de tijd tot steady state langer zijn.


Css = snelheid van infusie / klaring

Kent de klinische beelden van sclerodermie; morfea

Sclerodermie

Abnormale collageenvorming geeft verharding en verdikking bindweefsel. Deze fibrosering kan zowel in huid als op organen plaatsvinden. Sclerodermie is een auto-immuunziekte.

Morfea (gelokaliseerde sclerodermie)
Beperkt tot huid en subcutis (geen fibrosering organen) vnl bij kinderen en jong volwassenen. Vrouwen>mannen.
Symptomen vooral op romp als blauwachtige-rode plaques met glimmend wit verhard/atrofische binnenkant. Specifieke lineaire variant, voorkomend bij kinderen, leidt tot atrofie onderliggend diep weefsel, kan leiden tot scheef groeien ledematen en alopecia met verlittekening.

Behandeling
Topicale steroïden, orale steroïden, methotrexate, fototherapie

Wat zijn verschillen en overlap in mechanismen acute dermale geneesmiddelenreacties?

Hier

1: Synoviale versus fibrocartilagineuze gewrichten. 

Drie soorten gewrichten:


- Junctura fibrosa (fibreus): Bestaat uit bindweefsel.
- Junctura cartilaginea (fibrocartilagineus): Bestaat uit kraakbeen.
- Synoviale gewrichten: Bestaat uit:
● Gewrichtsholte met daarin synovia (gewrichtsvloeistof)
Kraakbeen (bekleedt gewrichtsvlakken)
Gewrichtskapsel (versterkt met ligamenten)
Bursa: stootkussentjes

De synoviale gewrichten vormen alle kogel- en scharniergewrichten. De synoviale vloeistof fungeert als verdeler van de druk, zodat het gewicht evenredig verdeeld wordt over het gewricht.

Wat is het werkingsmechanisme van deze andere biologicals en wanneer worden ze voorgeschreven?

Andere biologicals:
● Rituximab → antilichaam tegen CD20 receptor pre-B en B cellen. Verbetert RF positieve RA 8-maanden tot jaren,met corticosteroïden en/of methotrexaat. Terugval kan komen door terugkeren perifere B lymfocyten en CRP-verhoging → kan herstart bij terugval. Mn gebruikt bij patiënten die niet reageren op anti TNF.

● Abatacept → selectieve modulatie T-cel activatie, kan worden gebruikt bij patiënten die niet reageren op anti TNF-middelen.

● Tocilizumab en sarilumab → IL-6 receptor antilichaam, kan worden gebruikt bij erge RA i.c.m. methotrexaat. Meestal na het falen andere biological.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo