Compendium - Kliniek
85 belangrijke vragen over Compendium - Kliniek
Wat is het verschil tussen een ziekte diagnose (4 hoofdgroepen), syndroomdiagnose en symptoomdiagnose?
Syndroomdiagnose: verzameling bevindingen die samen tot een diagnose leiden, biologische verklaring niet precies bekend, bijv ADHD
Symptoomdiagnose: bijv. Vermoeidheid e.c.i.
Welke microvaardigheden gebruik je in een anamnese en wat houden ze in?
Welke mesovaardigheden zijn nodig voor een goede anamnese en welke microvaardigheden vallen daaronder?
Actief luisteren: aansluiten, gevoelsreflectie, vragen stellen, parafraseren, stiltes.
Uitvragen: alle microvaardigheden.
Uitleg geven: aansluiten, samenvatten, vragen stellen
Mededelen, inlichten, vertellen: gevoelsreflectie, samenvatten, stiltes.
Adviseren, motiveren: aandacht geven, aansluiten, feedback geven, gevoelsreflectie, samenvatten, stiltes.
Begeleiden, coachen: alle microvaardigheden.
Instrueren: aansluiten, feedback geven, samenvatten
Overleggen: alle microvaardigehedn.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
Wat is de inhoud van de introductie?
Hoe ziet de speciële anamnese eruit?
Wat wordt uitgevraagd in de algemene anamnese?
Hoe bereken je pack years?
Wat komt aan bod in de psychosociale anamnese?
Hoe verhoudt de presentatie zich tot de verwachting?
Is er sprake van ziektewinst?
DVD: denken, voelen, doen
SCEGS: somatische, cognitieve, emotionele, gedragsmatige en sociale component.
BAFOV: beleving; attributie; functioneren; omgang; verwachtingen.
Wat vraag je uit in de tractus anamnese, het algemene deel?
Bij verdenking koorts ook PCM/NSAIDs uitvragen!
Welke symptomen zijn red flags (6)?
Nachtzweten
Aanhoudende koorts
Icterus
Pruritus
Gewichtsdaling
Wat zijn de onderwerpen van een tractusanamnese van de tractus respiratorius?
Wat zijn de onderwerpen van de tractusanamnese KNO?
Wat zijn de onderwerpen bij de tractusanamnese van de tractus digestivus?
Vraag bij klachten trac. Digest. Altijd naar mogelijke relatie met eten.
Koliekpijn (bewegingsdrang!) duid op obstructie hol orgaan-> galstenen, nierstenen, etc..
Waarom vraag je specifiek de ontlasting uit en wat vraag je?
Welke onderwerpen komen aan bod in de tractusanamnese van de tractus urogenitalis?
Vrouw: fluor, menstruele cyclus (tussentijds bloedverlies), prolapsklachten, opvliegers.
Man: afscheiding, erectiestoornissen, nadruppelen, slappe straal, gevoel van incomplete blaaslediging.
Wat zijn de onderwerpen van de endocriene tractusanamnese?
Wat zijn de onderdelen van de tractusanamnese in de tractus locomotorius?
Wat zijn de onderwerpen in de hematologie tractusanamnese?
Wat zijn de onderwerpen in de CZS tractusanamnese?
Welke onderwerpen vraag je uit bij de tractusanamnese van huid en slijmvliezen?
Wat zijn de onderwerpen van de tractusanamnese van de tractus mentalis?
Waar gebruik je percussie en wat zijn de 4 tonen die je kunt horen?
Tympanisch (wisselend): normaal bij kleine ruimtes met lucht, bijv. darmen.
Gedempt: minder resonantie bij massieve organen als levr, hart, consolidatie van de long.
Sonoor: Grote ruimte met lucht, matig intens, laagfrequent geluid, langaanhoudend. Bijv normale longen.
Hypersonoor: Zeer resonerend geluid in grote ruimte met lucht bijv longen met toegenomen luchthoudendheid (pneumothorax, emfyseem).
Wat zijn de normaalwaarden van de vitale functies?
Wat is het gevaar bij een CO vergiftiging?
Waar let je op bij LO van hoofd en hals?
Palpatie: a. Carotis; a. Temporalis (harde streng voelbaar, pijn, pulsaties); lymfeklieren; schildklier (rust/slikken); trachea.
Welke onderdelen horen bij het OZ van de thorax (hart)?
Palpatie: ictus cordis (diameter, heffend, plaats tov midclav.lijn.); thrills.
Percussie: hartgrenzen (boven, rechts, links tov midclavlijn).
Auscultatie: HF, harttonen (1e, 2e, splijting 2e toon, aanwezigheid 3e/4e toon), ritme, souffles (fase, freq., luidheid, punct.max., uitstraling); pericardwrijven; souffle a. Carotis.
CVD: zie cardiologie en vaat.
Wat is Hemoglobine, wat zijn de normaalwaarden en wat zijn valkuilen in de interpretatie?
- Normaalwaarde: v 7,5-9,8 mmol/L; m 8-10 mmol/L
Anemie: Aantal erys of hb concentratie te laag voor leeftijd en geslacht.
Verhoogd: polycythemia vera.
Vals verhoogd HB bij dehydratie!
Wat zijn leukocyten, wat zijn de normaalwaarden en waar let je op bij interpretatie?
Stijging neutrofiele granulocyten: leukocytose/granulocytose; mogelijk bij bij bacteriele infectie. Verlaagd aantal (<1,5*10^9) -> neutropenie, bijv. Bij virale infectie.
Wat is CRP, wat is de normaalwaarde en hoe interpreteer je de uitkomst?
Wat is de Bezinkingssnelheid (BSE), wat is de normaalwaarde en hoe intrepreteer je het?
Waarom bepaal je het bloedglucose, wat is de normaalwaarde en hoe interpreteer je het?
Nuchter: >7mmol/L -> DM
Random: >12mmol/L ->DM
Bloedglucose <3,0 = hypoglykemie.
Wat is HbA1c, wat is de normaalwaarde en wat moet je ermee?
Normaalwaarde: 4,7-6,5% van totaal HbA.
Verhoogd gehalte: >53 mmol/L indiceert dat het bloedglucose 2-3 maanden verhoogd is geweest.
Indicatie: Verdenking/monitoring DM.
Wat is de normaalwaarde voor Natrium in het bloed en wat moet je ermee?
Afwijkende waarden bij disbalans waterregulatie.
Hyponatriëmie (<135mmol/L) meestal door SIADH, verminderde intake, nierinsufficiëntie, gebruik diuretica of bijwerking andere medicatie (oa SSRI's).
Hypernatriëmie (>145mmol/L) bij watertekort door te weinig intake of teveel excretie (oa. Diabetes insipidus en osmotische diarree)
Wat is de normaalwaarde van serum Kalium en wat kun je eruit afleiden?
Acute Hyperkaliëmie (>5 mmol/L) komt door gestoorde renale kaliumexcretie. Bijv. Door combi weefselverval en hemodynamische instabiliteit door grote chirurgische ingrepen, ook door tumorlysis of rhabdomyolyse na trauma. Hyperkaliëmie komt het meest voor bij nierinsufficiëntie met oligourie of anurie, diabetische ketoacidose en bijwerkingen van geneesmiddelen. (kaliumsparende diuretica!)
Wat zijn de normaalwaarden voor serum magnesium en wat is de relevantie?
Hypomagnesiëmie (<0,7 mmol/L) is tgv ontoereikende in- of opname (dunne darm) of excessief verlies via diarree of urine. HypomagnesiËmie geeft tremor, ataxie, hyperreflexie, verwardheid en QT-verlenging op ECG.
Hypermagnesiëmie (>1 mmol/L) mn bij nierinsufficiëntie, geeft beeld van neurologische en cardiovasculare onderdrukking.
Wat zijn de normaalwaarden van serum calcium en wat zijn oorzaken en is het beeld bij afwijkingen?
Hypocalciëmie (<2,1 mmol/L) door chronische nierinsufficiëntie, vitD deficientie of hypoparathyreoïdie. Soms asymptomatisch, maar kan krampen en paresthesiën geven. ECG: QT-verlenging (T-top naar achter); aritmiëen door hogere Na+ influx.
Hypercalciëmie (>2,55 mmol/L) door hyperparathyroidie of maligniteiten.
Ernstige hypercalciëmie (>3 mmol/L) kan nierstenen, botpijn en buikpijn geven.
Waarom moet je het serum Calcium gehalte corrigeren voor de hoeveelheid albumine? En hoe kun je de vrije Ca concentratie bepalen?
Vrij calcium is wel te bepalen met een bloedgas.
Wat is de normaalwaarde van albumine, wat is de functie en wat zijn de kenmerken van een hypoalbuminemie?
Hypoalbuminemie tgv ondervoeding of nefrotisch sydroom (<25-30gL) kan duiden op nier- of leveraandoeningen.
Wat is de normaalwaarde van totaal eiwit in het bloed en wat is de relevantie?
Hypoproteinemie (tgv bloedverlies; hemodilutie en nefrotisch sydroom) geeft een verminder colloid osmotische druk en leid zo tot oedeem.
Hyperproteinemie komt voor bij dehydratie en multipel myeloom (m-proteine, wat kan leiden tot hyperviscositeit).
Wat zijn de serumbepalingen voor schildklierfunctie?
TSH is het meest sensititief, maar vrij T4 is nodig om diagnose te bevestigen.
Welke serumbepalingen worden gedaan voor de leverenzymen?
Gamma-GT en Alkalische Fosfatase zijn o.a. Verhoogd bij cholestase. AF kan ook verhoogd zijn bij kever- en botaandoeningen.
Wat is bilirubine, waarom bepaal je het serumbilirubine en vanaf welke serumwaarde zie je veranderingen bij klinisch onderzoek?
Bij prehepatische oorzaak: ongeconjugeerd bili verhoogd.
Posthepatische oorzaak: geconjugeerd bilirubine verhoogd.
Wat is D-dimeer, wat is de normale serumwaarde en wat is de importantie als het verhoogd is?
Normaal <0,5 mg/L.
Verhoogd bij verhoogde stollingneiging (trombose, embolie of diffuse intravasale stolling). De verhoogde stollingsactiviteit gaat gepaard met verhoogde fibrinolyse dus meer D-dimeer. Het wordt o.a. beinvloed door ontsteking, zwangerschap of operatie en is daardoor weinig specifiek. Het heeft een hoge sensitiviteit en wordt daarom gebruikt om stollingsproblemen uit te sluiten.
Wat is het belang van het bepalen van het foliumzuur gehalte en wat zijn de normaalwaarden?
Wat is de functie van b12 in het lichaam en wat zijn normale serumwaarden?
Wat is een Biopt en wat is een Punctie?
Punctie: opzuigen van cellen of vocht met een dunne naald.
Afname is vaak percutaan echogeleid, maar kan ook zonder echo, bijv gewrichts- of beenmergpunctie, of endoscopisch.
Omdat voor een biopt een grotere naald wordt gebruikt is daarbij meer voorzichtigheid geboden.
Wat is endoscopie en welke structuren kunnen ermee in beeld gebracht worden?
Baarmoeder (hysteroscopie)
Blaas (cystoscopie)
Dikke darm (Colonoscopie)
Larynx (Laringoscopie)
Longen (Bronchoscopie)
Maag (Gastroscopie)
Evt kan materiaal worden afgenomen dmv een punctie of een biopt. Of met endoschopische ultrosonografie echobeelden worden gemaakt.
Wat gebeurt er als er microbiologisch onderzoek wordt ngezet?
Wat is het belang van het aantonen van eiwit in de urine?
Wat is het belang van het aantonen van glucose in urine?
Wat is het belang van Ketonen in de urine?
Wat is de normale pH van Urine en waar duid een afwijking hierop op?
pH >8,0: vertraagde analyse van de urine of contaminatie door plaveiselepitheel.
Verlaagde of verhoogde pH van urine kan ook een fysiologische respons zijn op systemische acidose of alkalose.
Wat is het belang van het aantonen van Nitriet in de urine?
Wat is een urinesediment en wanneer zet je dat in?
afwijkend: leuko's, ery's, celcilinders, en kristallen.
Ook dysmorfie van ery's kan bepaald worden, dysmorfe ery's en erycilinders duiden op glomerulonefritis.
Waar duid de aanwezigheid van erytrocyten in de urine op?
Waar duid de aanwezigheid van leukocyten in de urine op?
Wat zijn cilinders en wat zegt het als deze in de urine worden aangetroffen?
Hyaline cilinder: doorzichtig, kan ook in normale urine voorkomen.
Leukocytencilinder: pyelonefritis of interstitiële ontsteking.
Erytrocytencilinders: glomerulaire oorzaak van hematurie.
Korrelcilinders: eiwitneerslagen.
Cilinders met vetdruppels en wascilinders kunnen worden gezien bij nierinsufficiëntie.
Wat zegt de aanwezigheid van kristallen in de urine?
Welke micro-organismen kunnen in urine aangetroffen worden?
Gistcellen (candida): ovaal en gekleurd, verschillen in grootte en komen vaak in snoeren voor. Soms hebben ze een knopvormige verdikking.
De parasiet Trichomona's vaginalis kan ook in urine voorkomen, is peervormig met zweepstaarten en vaak beweeglijk.
Wanneer wordt een urinekweek afgenomen en wat is het gevolg voor het beleid?
Welke anatomische vlakken zijn er en hoe verdelen deze het lichaam?
Sagittaal: verdeelt in links en rechts
Mediaan: zie sagittal maar precies in het midden.
Axiaal/transversaal: verdeelt in craniaal en caudaal.
Wat is het principe van echografie en hoe verhoud de golffrequentie, golflengte, resolutie en diepte zich tot elkaar?
Een hogere frequentie maakt kortere golven, dit geeft een hogere resolutie, maar minder penetratiediepte.
Voordelen van echografie: niet invasief, goedkoop.
Hoe kun je echografie gebruiken voor weefseldifferentiatie?
Voor welke verdenkingen is echografie geïndiceerd?
Wat is doppleronderzoek (color doppler) en waarbij is dit geïndiceerd?
Wat is een duplexonderzoek en wanneer wordt het gebruikt?
Wat is het principe van een conventionele rontgenfoto?
Waarom nemen we vaak 2 vlakken bij een x-foto?
Welke terminologie wordt gebruikt bij radiologiebeelden (Echo, Rontgen, CT, MRI)? En welke kleuren horen hierbij?
Rontgen: radio-opaque (wit) vs. Radiolucent (zwart)
CT: hyperdens (wit) vs. Hypodens (zwart)
MRI: hyperdens (wit) vs hypodens (zwart)
Wat is overprojectie bij een x-foto?
Wat zijn de indicaties, relatieve contraindicaties van een X-thorax en welke 10 stappen neem je in de beoordeling?
relatieve contraindicatie: zwangerschap (teratogeniciteit).
1. Techniek (zittend/staand; AP/PA; Rotatie; Inspiratiestand)
2. Ligging lijnen en tubes; 3. Mediastinum (verbreed; vrij lucht; positie trachea/bronchi); Longhili (scherp begrensd; longvaattekening); 5. Hart (contouren, grootte); 6. Pleura (aanliggend; verbreding); 7. Diafragma (bol/afgeplat; vrij lucht subdiafragmaal; hernia; darmpathologie); 8. Weke delen (subcutaan emfyseem, andere pathologie); 9. Bot (fracturen; tumor); 10. Vergelijking met eerder onderzoek.
Wat zijn de indicaties, relatieve contraindicaties van een X-BOZ en welke 8 stappen neem je in de beoordeling?
Relatieve contra-indicatie: zwangerschap
1. Techniek (staand/liggend)
2. Psoascontouren (niet zichtbaar=pathologie)
3. Milt-/Lever-/niercontouren
4. Calcificaties/radio-opaque structuren
5. Ligging maag en darmlissen (verdeling darmgas dilatatie darmlissen, ligging lijnen/tubes).
6. Aanwijzingen vrij lucht.
7. Bot (fracturen, tumor, calcificaties/nierstenen)
8. Vergelijking met eerder onderzoek.
Wat zijn de indicaties, relatieve contraindicaties van een skeletfoto en welke 6 stappen neem je in de beoordeling?
Contraindicatie: zwangerschap.
1. Techniek (belast/onbelast; PA/AP, rotatie)
2. Botdichtheid (osteopeen/sclerotisch aspect).
3. Cortex (destructie/onderbreking).
4. Lucenties/Radio-opaque afwijkingen (calcificaties, osteo-/subchondrale laesies; lytische/blastische tumor).
5. Gewricht (hydrops; versmalling; sclerose; osteofytvorming; calcificaties; subchondrale cystevorming; varus-/valgusstand)
6. Vergelijking met eerder onderzoek
Hoe zie je of er voldoende inflatiestand is bij een X-thorax?
Draagt een zwangere die een x-thorax krijgt een loodschort? Waarom wel of niet?
Geen loodschort, dit veroorzaakt meer strooistralen.
Wat maakt dat je bij een CT 3d beelden krijgt itt een x-foto?
Wat zijn contra-indicaties voor een CT? En voor het gebruik van contrast?
Contrast met jodiumhoudend middel: overgevoeligheid of allergie voor jodium, gebruik van metformine, ernstige dec. Cordis, ernstige nierinsufficientie.
Wat beoordeel je bij een CT-cerebrum?
Can: cisternen (tekenen subarachnoidale bloeding, open cisternen/verhoogde intracraniële druk)
Be: breinparenchym (symmetrie gyri/sulci, midline-shift, grijs-witdifferentiatie)
Very: ventrikels (dilatatie/compressie)
Bad: bot (fracturen)
Wat zijn de indicaties voor een CT-cerebrum met contrast en zonder contrast en wat beoordeel je?
Beoordeel: subarachnoidale cisternen, massawerking of tekenen van inklemming, ventrikelsysteem, hydrocefalus, intraventriculair bloed, schedel, pneumocefalus, intracraniële wekedelenzwelling; luchthoudendheid van de sinussen en het mastoïd.
Met contrast: Aneurysma, maligniteit, trombose, ischemie.
Beoordeel: Arterien (cirkel van willis, a. Cerebelli superior, - anterior inferior en posterior inferior.; venen en sinussen: v. Cerebri interna; sinus sagittalis superior en inferior; sinus cavernosus; sinus sigmoideus; sinus transversus.
Wat zijn de indicaties en wat beoordeel je bij een CT-abdomen zonder contrast?
Beoordeel:
Organen: hart en pericardium, lever, milt, pancreas, bijnieren, galblaas.
Tractus urogenitalis: nieren (cortex en sinus), ureter, blaas, urethra.
Tractus digestivus: oesofagus, maag, antrum, duodenum, jejunum, ileum, colon (coecum, ascendens, transversum, descendens, rechter- en linkerflexura, appendix), sigmoid, rectum.
Portaal systeem: v. mesenterica (superior en inferior), v. Splenica, v. Hepatica, v. Portae.
Peritoneale holte en lymfeklieren.
Skelet: ribben, wervels, bekken.
Wat zijn de indicaties voor een CT-Thorax (met en zonder contrast) en wat beoordeel je?
Met: Verdenking longembolie, aortadissectie, aorta afwijkingen, interstitiële longziekte, verdachte afwijkingen op x-thorax.
Beoordeling gedetailleerde afbeelding van aandoeningen aan het hart, de longen, de mediastinale structuren, of het thoracaal skelet waarbij x-thorax onvoldoende is.
Stageringsonderzoek bij maligniteiten.
Postoperatieve complicaties: mediastinale hematomen, vochtcollecties.
Afwijkingen aan het mediastinum (lymfadenopathie), vaatstructuren (longembolie).
Beoordeel:
Organen: trachea, oesofagus, longen, hart (atria, ventrikels, septum, pericardium), diafragma.
Arterieen en venen: a.+v. subclavia, a. Carotis, v. Cava superior, a.+v. Pulmonalis, truncus pulmonalis, coronairarterieen.
Skelet: sternum, ribben, scapulae, glenohumeraal gewricht, AC- en SC-gewricht.
Wat zijn de indicaties voor een CT-skelet met of zonder contrast en wat beoordeel je?
Met: Kahler, verdenking bot-/spiermaligniteit.
Beoordeel: Weke delen (zwelling/aankleuring), afgebeelde botten, cortexonderbrekingen, fractuurdislocatie, intra-/extrarticulair, callusvorming, periostreactie, lytische/sclerotisch laesies (locatie, uitgebreidheid).
Wat is een Ct-angiografie en waarom zou je deze maken?
Wat is het principe achter Magnetic Resonance Imaging en wanneer pas je het toe?
Indicaties: wke delen (meniscuslaesie); intra-abdominale pathologie (MRCP); wervelmetastasen; HNP's en cerebrale maligniteiten.
Wat zijn de contraindicaties voor een MRI? En wat is een nadeel van MRI tov CT?
Wat is T1, T2 en FatSat bij een MRI en hoe wordt het afgebeeld?
-Corticaal bot, kalk, lucht en snelstromend bloed hebben een hoge relaxatietijd en worden zwart afgebeeld;
- Buikorganen, kraakbeen, ligamenten, pezen en spieren hebben een hoog-intermediaire relaxatietijd en worden donkergrijs afgebeeld.
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden