Syllabus PMG - Krachtsverlies
7 belangrijke vragen over Syllabus PMG - Krachtsverlies
Verschil tussen agonist, antagonist en synergist.
Agonist: verantwoordelijk is voor specifieke beweging lichaam. Antagonist: tegenhanger van agonist.
Agonistisch contraheren ->antagonistische spieren relaxeren.
Als agonist wordt aangestuurd door efferente zenuwcel, wordt tegelijkertijd antagonist via inhiberend interneuron gerelaxeerd. Relaxatie gebeurd progressief, waardoor vloeiende beweging ontstaat.
Als agonist samentrekt geeft deze vaak onnodige extra bewegingen. Een synergist zorgt dmv aanvullende acties dat deze bewegingen zo veel mogelijk worden verminderd, waardoor efficiënte beweging ontstaat.
Proprioceptie, extero- en interoceptie
Exteroceptie: stimuli op lichaamsoppervlakte, hoe je je omgeving waarneemt. (bv. tast, temperatuur)
Proprioceptie: stimuli gerelateerd aan fysieke staat lichaam: positie en bewegingsgevoel, pees- en spier sensaties, druk sensaties, evenwicht/equilibrium sensaties (vestibulair systeem).
Interoceptie: algemene informatie over interne lichaamscondities en organen (bv. bloeddruk, co2 concentratie, interne temp. etc)
Spiervezel, ligging van een spiervezel in een spier. (Moore et al.; Essential Clinical Anatomy (5e druk), hoofdstuk: Introduction to clinical anatomy) (Guyton, H6)
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
Waarom er meerdere kernen en vele mitochondriën in een spiervezel zijn?
Motor unit, opbouw, verschil tussen grote en kleine motor units.
Verschillende motor units in spieren verstrengeld ->als geheel contraheren.
Zwakke signalen-> kleinere motor units eerst gestimuleerd, grotere motor units-> gestimuleerd bij sterkere signalen -> meer kracht vereist is (Hennemans size principle). Grotere motor units in grote spieren, waar 1 motorneuron honderden spiervezels aan kan sturen. In de spieren voor fijnere bewegingen-> motor units slechts enkele spiervezels.
Motorische voorhoorncel, plaats en functie. (Guyton & Hall; Textbook of medical physiology, H55, P65/686)
Twee typen: alpha en gamma motor neuronen.
● Alfa motorneuronen: sturen impulsen door grote type A alfa (Aα) motorzenuwvezels en innerveren grote skeletspieren. Stimulatie vanuit 1 zenuwvezel prikkelt 3-honderden skeletspiervezels ->motor-unit.
● Gamma motorneuronen: kleiner dan alfa. Verzenden impulsen via veel kleinere type A gamma (Aγ) motorzenuwvezels naar intrafusale spiervezels. Deze vezels vormen midden van spierspoeltje-> zorgen controle van spiertonus.
Vrijgifte van acetylcholine in het zenuwuiteinde. Guyton & Hall; Textbook of medical physiology, H7, P93)
Binnenzijde neurale membraan -> ‘dense bars’. Daarnaast spanningsafhankelijke Ca2+ kanalen. Actie potentiaal verspreidt over zenuwuiteinde-> Ca2+kanalen open->diffusie de cel in. Ca2+ ionen -> activatie ‘Ca2+ calmoduline afhankelijke proteïne kinase’. Ca2+ calmoduline afhankelijke proteïne kinase fosforyleert synapseitwitten die acetylcholineblaasjes verankeren in cytoskelet presynaptisch uiteinde.
Acetylcholine bevrijd van cytoskelet-> kan naar actieve zone begeven van presynaptische neurale membraan. Daar aangekomen fuseren vesikels met neurale membraan-> acetylcholine d.m.v. exocytose vrijgegeven in synaptische ruimte.
Effectieve stimulus afgifte acetylcholine =invoer calciumionen.
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden