Syllabus PMG - Immunologie
62 belangrijke vragen over Syllabus PMG - Immunologie
De huid van een volwassene beslaat ongeveer 2m2 en is de op één na grootste barriere. Welke huidlagen zie je hier, waaruit bestaat het stratum corneum en wat is de functie van keratinocyten?
Wat gebeurt er wanneer pathogenen de epidermale barrière doordringen en welke cellen spelen daarbij een rol?
Wat is de vorm en functie van de slijmvliezen in de luchtwegen?
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
Wat is de functie van epitheelcellen, DC’s, macrofagen en aangeboren lymfoïde cellen (ILCs) in de het gastrointestinale slijmvlies?
Bij gezonde mensen remmen DC’s en macrofagen in de lamina propria van de darm ontstekingen en handhaven ze de homeostase.
Aangeboren lymfoïde cellen dragen bij aan de immuunafweer tegen bacteriën en parasieten, bevorderen epitheliale barrièrefunctie en onderdrukken reacties op commensale bacteriën.
Wat is de functie van de pH van de maag (en wat is deze normaliter)?
Hoe en in welke fase werken het aangeboren (aspecifiek, innate) en verworven (adaptief) immuunsysteem samen in de immuunreactie?
Is een immuunreactie gereguleerd door een positief of negatief feedbackmechanisme?
Wat is passieve immuniteit en actieve immuniteit?
Wat zijn de belangrijkste verschillen tussen aangeboren en verworven immuniteit?
Verschillen ook in de snelheid immuunrespons. Aangeboren immuunsysteem reageert direct bij blootstelling aan een infectieuze agentia (ook 1e keer).
Adaptieve immuunsysteem reageert bij 1e blootstelling na 1-2 weken, bij de tweede blootstelling na 3-7 dagen.
Wat is de functie en vorm van de verschillende antilichamen (immunglobulinen) in de humorale immuniteit als onderdeel van het adaptieve immuunsysteem?
IgG en IgM (pentameer) antilichamen activeren het complementsysteem waarna complementproducten fagocytose en het vernietigen van microben bevorderen.
In mucosaal epitheel worden IgA (dimeer) antilichamen aangemaakt waardoor microben in het lumen van het mucosale weefsel (respiratoir/gastro-intestinaal) geëlimineerd worden.
IgG antilichamen worden via de placenta van de moeder naar de baby getransporteerd om bescherming te bieden tot het immuunsysteem van de baby “rijp” is. IgG is de enige die de placenta kan passeren. IgA zit in moedermelk.
Wat zijn de verschillen tussen humorale en celgemedieerde immuniteit als onderdelen van het verworven (adaptieve) imuunsysteem?
Wat is de rol en functie van de verschillende cytokinen, welke groepen zijn er bekend en hoe worden chemokinen geklasseerd?
Belangrijkste kenmerken/functies cytokine:
Pleiotropie
Wat zijn chemokinen, welke zijn er bekend?
47 bekende menselijke chemokinen, 4 groepen op basis van locatie twee cysteïne aminozuren bij de N-terminus. De twee belangrijkste groepen zijn CC (β chemokinen), en CXC (α chemokinen). Sommige chemokinen worden geproduceerd in cellen als reactie op stimuli, betrokken bij ontstekingsreacties. Andere chemokinen worden geproduceerd in weefsels en handhaven de distributie van cellen in deze weefsels, zoals de T-cellen en B-cellen in lymfoïde organen.
In welke twee groepen worden de immuuncellen ingedeeld, waaruit ontstaan deze en waar bevinden ze zich?
Myeloïde cellen: fagocyten en meeste dendritische cellen.
Lymfoïde cellen: lymfocyten.
Meeste van deze cellen circuleren in het bloed, maar meeste immuunresponsen van lymfocyten in lymfoïde weefsels.
Wat is de functie en werking van fagocyten en welke soorten zijn er?
Neutrofielen en Macrofagen.
Wat zijn de belangrijkste eigenschappen van neutrofiele granulocyten (neutrofielen), en waardoor worden ze gestimuleerd?
Wat zijn de belangrijkste eigenschappen van macrofagen en hoe worden deze gestimuleerd?
Belangrijkste functies:
1. Fagocytose en doden microben.
2. Opnemen necrotische gastheercellen en apoptotische cellen voordat inhoud vrijkomt.
3. Afgeven cytokinen die o.a. werken op endotheelcellen om bloedvaten, waardoor meer monocyten en leukocyten uit het bloed naar infectieplaats gaan.
4. Macrofagen zijn antigeen-presenterende cellen en activeren zo T-lymfocyten.
5. Promoten reparatie beschadigd weefsel door stimuleren van nieuwe bloedvaten.
Wat zijn lymfocyten, welke soorten zijn er en waar bevinden ze zich?
Twee grote klassen: T-lymfocyten en B-lymfocyten.
Wat zijn de specifieke kenmerken van B-lymfocyten en welke soorten zijn te onderscheiden?
Folliculaire B-cellen
Het aangeboren immuunsysteem bevat verschillende cellen die ontstaan zijn uit het beenmerg en qua morfologie en functie lijken op T-cellen, maar geen TCR hebben. Voorbeelden hiervan zijn?
aangeboren lymfoïde cellen: vergelijkbare functie als CD4+ T-cellen.
Wat zijn de functies van aangeboren afweer?
1. Behouden fysieke en chemische bescherming bij epitheel barrières als huid, maagdarmkanaal en luchtwegen, die toegang voor micro-organismen blokkeren.
2. Elimineert beschadigd weefsel en start het proces van weefselreparatie.
3. Het voorkomen, controleren en elimineren van infectie door pathogenen.
4. Het verworven immuunsysteem activeren/ beïnvloeden voor optimale reactie bij infectie.
5. Inflammatie: circulerende leukocyten en plasma-eiwitten naar infectieplaats, daar geactiveerd om pathogenen te elimineren.
6. Antivirale bescherming: voorkomt virusreplicatie, stimuleert doden geïnfecteerde cellen.
Welke verschillende PRR's (7 celgeassocieerd, 4 oplosbaar)zijn er, waar vind je ze, geef een specifiek voorbeeld en geef aan welke ligand (DAMP/PAMP) ze binden.
Noem 3 andere cytokinen die geproduceerd worden door de aangeboren afweer en hun kenmerken.
-Geproduceerd door dendritische cellen en macrofagen.
- Stimuleert IFN-γ productie door ILC1s, NK-cellen en T-cellen.
- Versterkt NK-cel en CD8+ CTL cytotoxiciteit.
- Stimuleert differentiatie van Th1 cellen.
IL-18:
- Versterkt de functie van NK-cellen.
IL-15:
- Stimuleert groei van effectorfuncties ILC1, NK-cellen en T-cellen.
Wat is de structuur van een αβ T-cel receptor (TCR) en hoe komt het dat er zoveel verscheidenheid mogelijk is?
- α-keten en β-keten
- Variabel en constant gebied
- Elke keten bevat CDR1 t/m CDR3 (maar 2 ketens -> 6 CDR’s i.p.v. 12 bij Ig)
γδ TCRs bestaan uit twee andere typen ketens.
Hoe kan het dat er uit een gelimiteerd aantal genen toch zoveel types TCRs en Igs kunnen ontstaan?
Wat is isotypeswitching bij B-cellen?
B-cellen die juiste Ig’s aanmaken overleven, omdat deze BCR-signalen ontvangen.
IgM+ en IgD+ mature B-cellen kunnen antigenen in de perifere weefsels zoals de lymfeklieren herkennen en een immuunreactie veroorzaken door Ig’s aan te maken.
Wat is Heavy chain isotype switching?
De B-cel gaat andere typen antilichamen produceren met zware ketens van andere klassen als γ, α, ε. Wisselen van isotype gebeurt vooral in de lichte zone van kiemcentra oiv gespecialiseerde T-cellen (T-folliculaire helpercellen, Tfh).
Het vermogen van B-cellen verschillende antilichamen te produceren geeft bijzondere variabiliteit aan de humorale immuunreactie doordat antilichamen met verschillende effector functies tegen verschillende soorten infecties op kunnen treden.
B-cellen veranderen het isotype van de geproduceerde antilichamen door veranderingen aan te brengen in de ‘constante regio’ van de zware keten in zijn eigen DNA. Waar hangt het geproduceerde isotype van af en hoe gaat isotype switching in z'n werk?
Switchen van IgM naar IgG gebeurt veel in T-cel afhankelijke reacties tegen bacteriën en virussen. Bij mensen is niet bekend welke cytokine dit medieert, bij muizen is het IFN-γ geproduceerd door Tfh’s.
Wat is het nut van Isotype switching van IgM naar IgG?
Wat is het nut van isotype switching naar IgE en hoe wordt deze geïnitiëerd?
IgE antilichamen mediëren ook directe hypersensitiviteit (allergische reactie).
Isotypewissel naar IgE wordt geïnitieerd doordat Tfh’s Th2-type cytokines gaan uitscheiden zodra ze in contact komen met parasieten of allergenen (7).
Waar kan isotype switsching ook van afhangen?
Hoe komt het dat veel lymfomen zich in de kiemcentra ontwikkelen?
Kiemcentra kunnen ook bijdragen aan pathogenese auto-immuniteit wanneer somatische hypermutatie een B-cel sterk zelfreactief maakt.
Wat zijn morfologische verschillen tussen B-lymfocyten en plasmacellen?
Wat is er nodig om vaccins tegen microben en microbiële toxinen effectief te laten zijn?
Dit wordt toegepast in vaccinontwikkeling tegen bacteriële infecties, waarbij doel-antigenen polysachariden zijn, welke zelf geen immuunreactie initiëren.
Daarom worden de polysachariden gebonden aan een lichaamsvreemd ‘carrier’-proteïne en zo helper T-cellen geactiveerd volgens het Hapten-carrier effect. Deze ‘geconjugeerde vaccins’ zijn bijzonder effectief gebleken in induceren immuniteit bij jonge kinderen, die minder goed T-cel onafhankelijke immuunreacties tegen polysachariden creëren.
Hoe vloeien de lymfevaten samen en keert het vocht terug in de circulatie?
Lymfevaten van de rechterarm, de rechter kant van het hoofd en de rechter bovenkwadrant van de romp monden uit in de Ductus Thoracicus Dexter die uiteindelijk ook weer uitmondt in de VCS.
Wat is de bouw en functie van lymfeknopen? En hoeveel zijn er in het lichaam?
Wat is de marginale sinus en wat gebeurt daar?
Onder marginale sinus: lymfocytrijke cortex.
Buitenste cortex: follikels met vnl B-cellen (B-cel zone). Primaire follikels -> mn volgroeide naïeve B-cellen. Follikels liggen rond Folliculaire DC’s (FDC’s) die reticulair netwerk vormen.
Sommige follikels -> centrale kiemcentra (Terminologia Anatomica: Germinal Centers) heten secundaire follikels, bevatten geactiveerde B-cellen. Hier vindt selectie B-cellen, productie antistoffen en formatie B-geheugencellen plaats. Elk germinal center bestaat uit donkere zone prolifererende B-cellen (centroblasten) en lichtere zone met ‘centrocyten’. De centrocyten prolifereren niet meer, ondergaan selectie voor B-cel differentiatie.
Waar zijn mensen zonder milt vatbaar voor en hoe komt dit?
Hoe wordt de segregatie van T- en B-cellen in de milt gemedieerd en welke chemokinen en receptoren hebben hier een rol in?
Het volgende geldt in zowel lymfknopen als de witte pulp:
B-cel migratie naar de follikels:
Chemokine: CXCL13
Gestimuleerde receptor: CXCR5
T-cel migratie naar T-cel zone:
Chemokine: CCL19 & CCL21
Gestimuleerde receptor: CCR7
Wat is de bouw en functie van de cutane en mucosale immuunsystemen?
De delen van het immuunsysteem in de GI- en bronchiale mucosa worden Mucosa Associated Lymphoid Tissues (MALT’s) genoemd. Deze lymfoïde organen hebben zich zo ontwikkeld dat ze commensalen niet schaden.
Welke mechanismen leiden naïeve T-cellen naar lymfeknopen en hoeveel lymfocyten passeren zo'n knoop per dag?
Perifere inflammatie (bijv. infectie), geeft enorme toename lokale weefselperfusie -> T-cel influx plaatselijk nog hoger. Daarnaast wordt efflux via de efferente vaten geremd waardoor T-cellen langer blijven.
Wat zijn chemokinen en wat doen ze in regulatie van migratie van lymfocyten?
De chemokinen die T-cel binding stimuleren zijn CCL19 & CCL21.
Hoe verloopt de migratie door de celwand en het verdere traject door de lymfeknoop?
Hoe verlaten effector T-cellen de secundaire lymfoïde organen?
Wat weet je over mgratie en nesteling van geheugen T-cellen?
Wel duidelijk: 2 verschillende soorten geheugencellen zijn: centrale geheugen T-cellen en effector geheugen T-cellen. Centrale geheugen T-cellen nestelen in secundaire lymfoïde organen. Prolifereren langzaam verder.
Effector geheugen T-cellen migreren naar perifere lymfoïde organen zoals huid en kunnen bij activatie zeer snel effector cytokines produceren.
Wat is bekend over de wijze waarop gedifferentieerde antilichaam uitscheidende plasmacellen, niet geactiveerde en marginale zone B-cellen de lymfeknoop verlaten?
Naïeve B-cellen die niet in de secundaire lymfoïde organen geactiveerd worden keren ook terug naar de bloedcirculatie, echter is niet bekend door welk proces dit gedreven wordt. Ook marginale zone B-cellen circuleren door het lichaam en worden in lymfeknopen parafolliculair gevonden.
Wat is antilichaam feedback?
Uitgescheiden IgG antilichamen binden met antigenen tot antigeen-antilichaam complexen waarna ze binden met speciale receptor op B-cel. Binding van antigeen-antilichaam complexen met deze receptor, (FcγRIIB), blokkeert verdere productie van antilichamen en is daarmee een fysiologisch controlemechanisme voor de humorale immuunreactie. Afwijkingen van het FcγRIIB-gen zijn gerelateerd aan vatbaarheid voor auto-immuunziekte SLE.
Wat is de functie van CD25 (IL-2Rα)?
Wat is de functie van CD40 ligand (CD40L, CD154)
Wat is de functie van CTLA-4 (CD152)?
Wat is de functie van adhesie moleculen en receptoren van chemokinen en welke zijn dit?
Wat is de rol van cytokinen in de respons van het verworven immuunsysteem en waardoor worden ze geproduceerd?
Specifieke cytokinen moduleren de proliferatie en differentiatie, en de uiteindelijke effector functies van T-cellen. Cytokinen werken voornamelijk autocrien (op de cellen die ze produceren) of paracrien (cellen in de buurt).
Wat is klonale expansie en hoe snel treedt dit op?
- antigen receptor
- co-stimulatoren
- autocriene groei-factoren (vnl IL-2). Klonale expansie zorgt dat uit een klein aantal naïeve antigen-specifieke T-cellen genoeg cellen vormen om antigeen te elimineren.
Van naïeve T lymphocyten is ongeveer 1/10^5 tot 1/10^6 cellen specifiek voor een antigen. Na herkenning van antigen en klonale expansie, is dat tot 1/100 CD4+ T-cellen (1000x expansie), tot 1/3 CD8+ T cellen (>50000x expansie).
Veel antigen-gestimuleerde T cellen differentiëren tot effector cellen.
CD4+ cellen maken oppervlakte moleculen aan en scheiden cytokinen uit die andere cellen beïnvloeden (B-lymfocyten, macrofagen, dendritische cellen).
Effector CD4+ cellen produceren grote aantallen (+variëteit) cytokinen met diverse biologische acties.
Hoe vindt het proces van differentiatie plaats?
Reageren effectief bij subsequente exposure.
Groot aandeel succes vaccinaties.
Verschillende modellen ontstaan geheugencellen: lineaire of vertakte differentiatie.
Lineaire differentiatie model: geheugen cellen ontstaan uit deel overlevende effectorcellen.
Vertakte differentiatie model: tijdens differentiatie wordt bepaald of cel effectorcel of geheugencel wordt. Geheugen cellen overleven in sluimerstaat na eliminatie antigen, kunnen groter + sneller respons geven dan naïeve cellen.
Vorming en functie van de verschillende subsets CD4+ effector T cellen (Th1, Th2, Th17, Tfh, Treg) en hun werkingsmechanismen.
Humorale immuniteit neutraliseert + elimineert pathogenen bereikbaar voor antilichamen. Antilichamen helpen bij fagocytose extracellulaire microben, vervolgens geëlimineerd door fagocyten. Overlevende microben in fagocyten/andere cellen-> eliminatie via celgemedieerde immuniteit.
CD4+ effector T-cellen vormen belangrijke cytokinen voor eliminatie microben door fagocyten (klassieke celgemedieerde immuniteit).
CD4+ T-cellen activeren daarnaast ook andere leukocyten (eosinofielen/ neutrofielen) en stimuleren antilichaamproductie door B-cellen.
De functies van CD4+ T cellen overlappen dus gedeeltelijk met het aangeboren immuunsysteem en het humorale immuunsysteem.
Verschillende populaties van CD4+ T cellen zijn te onderscheiden door de verschillende cytokinen die worden uitgescheiden, deze subsets functioneren tegen verschillende typen van pathogenen (en veroorzaken specifieke weefselschade in het geval van immunologische ziektes). 5 belangrijke subsets van CD4+ effector T-cellen zijn?
Th2 (T-helper-2)
Th17 (T-helper-17)
Tfh (T-folliculair-helper)
Tregs (regulatoire/regulerende T-cellen)
Belangrijk: niet alle CD4+ effector T-cellen behoren exact tot subsets ->sommigen produceren cytokinen specifiek voor meerdere subsets, anderen cytokinen die tot geen van de subsets behoren.
Wat gebeurt er in de differentiatie naar Th1 cellen?
Specifiek cytokine uitgescheiden door Th1-cellen is interferon (IFN)-γ, dit verhoogt differentiatie tot Th1 en inhibeert vorming Th2/Th17 subsets.
Binding IFN-γ activeert transcriptiefactoren STAT1 en T-bet en IL-12 voor STAT4, wat leidt tot hogere expressie van IFN-γ-> positieve amplificatie loop die differentiatie naar Th1-cellen voortdrijft.
Wat is de functie van Th1 cellen en hoe gaat dit in z'n werk?
Door uitscheiden IFN-γ en interacties van CD40L (op Th1) en CD40 (macrofaag), wat leidt tot klassieke activatie macrofagen (M1).
IFN-γ activeert transcriptiefactor STAT1 en CD40 activeert nuclear factor κβ (NF- κβ ) en activator protein 1 (AP1).
Samen zorgen ze voor expressie specifieke enzymen in de fagolysosomen van macrofagen, zoals inducible nitro oxide synthase (iNOS) en nitric oxide (NO), lysosomale enzymen en induceren ze productie van reactive oxygen species (ROS), dit promoot doden microben. CD40L-CD40 is een veiligheidsdrempel, zorgt dat alleen macrofagen met intracellulaire microben worden geactiveerd.
Wat zie je hier en welke subset betreft het?
Transforming Growth Factor-β (TGF- β) en IL-10 zijn algemene immunosuppressieve cytokinen die worden geproduceerd door Tregs. Wat doen zij en hoe worden ze gestimuleerd?
IL-10 verhindert productie IL-12 door geactiveerde DCs en macrofagen. IL12 is nodig voor IFN-γ secretie, belangrijk voor immuunreacties (aangeboren/verworven) tegen intracellulaire microben. Daarnaast verhindert IL-10 expressie costimulatoren en type 2 MHC moleculen op DCs en macrofagen.
Perifere tolerantie, wat is het en hoe ontstaan het?
De drie mechanismen van perifere tolerantie van T cellen, waarvan niet zeker welke in welk geval voor tolerantie zorgt of dat ze samenwerken, zijn: Anergie, deletie (cel dood) en onderdrukking door Tregs.
Wat doen T folliculair regulerende cellen?
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden