Syllabus PMG - Fysiologie hart en longen
10 belangrijke vragen over Syllabus PMG - Fysiologie hart en longen
Leg uit hoe de symptomen dyspnoe, palpitaties, syncope, moeheid en oedeem bij een hartziekte kunnen ontstaan
Dyspneu:
Vaak tachypneu omdat pulmonaire rekreceptoren gestimuleerd worden. Orthopnoe: benauwd bij liggen-> meer bloed richting torso, pulmonair bloedvolume stijgt.
Hoe kan vermoeidheid komen van hartproblemen?
Vermoeidheid kan symptoom zijn van inadequate systemische perfusie, veroorzaakt door hartfalen. Andere factoren die bij kunnen dragen aan vermoeidheid zijn slechte nachtrust, bijwerkingen medicatie (bètablokkers), elektrolytenonbalans (door diuretica) en systemische manifestaties van infecties als endocarditis.
Oedeem bij hartproblemen, hoe, wat, waar?
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
Waardoor worden resp. de 1e, 2e inclusief eventuele splijting, 3e en 4e harttoon veroorzaakt?
Tweede harttoon (S2): sluiten aorta- en pulmonalisklep. Fysiologisch splijten S2 kan tijdens inademen bij kinderen en jongvolwassenen optreden.
Derde harttoon (S3): pathologische harttoon, veroorzaakt door snelle ventriculaire vulling, aanwezig in hartfalen.
Vierde harttoon (S4): pathologische harttoon geassocieerd met krachtige atriumcontractie. Veroorzaakt door ziekten met hypertrofie linker ventrikelwand.
Hoe worden de electroden geplaatst en welke informatie geven de verschillende afleidingen?
Drie afleidingen door registratie tussen ledematen (I = linkerarm-rechterarm, II = linkerbeen-rechterbeen, III = linkerbeen-linkerarm).
Volgende drie afleidingen door positieve elektrode op ledemaat te plaatsen en negatieve elektrode tussen andere twee ledematen in: (aVR = positieve elektrode rechter arm, aVL = positieve elektrode linker arm, aVF = positieve elektrode linker been).
Zes elektroden in het horizontale vlak (V1 t/m V6). Zo geplaatst dat ze informatie geven over elektrische activiteit van rechterventrikel (V1-V2), het interventriculaire septum (V3-V4) en linkerventrikel (V5-V6).
Leervraag 13: geef een classificatie van de diverse oorzaken (vormen) van supraventriculaire tachycardie en benoem de behandeling in relatie tot het type SVT.
Sinustachycardie
atrioventriculaire nodale re-entry tachycardie AVNRT
Atrioventriculaire re-entry tachycardie (AVRT)
Atriumflutter
Atriumfibrilleren
Atriale tachycardie
Atriale ectopische slagen:
Toelichting: meestal asymptomatisch, soms kan onregelmatigheid of kracht van hartslag worden gevoeld door patiënt.
ECG-kenmerken: vroege en abnormale P-golven, meestal gevolgd door normale QRS-complexen.
Behandeling: meestal geen behandeling nodig tenzij ectopische slagen meer significante hartritmestoornissen veroorzaken
Wat is de beslisboom van DOAC bij atriumfibrilleren?
Premature ventriculaire contracties
Bij zeer symptomatische patiënten kunnen bètablokkers helpen.
Geruststelling van de patiënt is erg belangrijk en kan al veel helpen.
Bij zeer frequente ectopische slagen kan linker-ventrikel dysfunctie ontwikkelen. Als deze ontstaan door één focus (vooral rechterventrikel) kan katheter ablatie effectief zijn.
wat wordt bedoeld met het pro-aritmisch effect van antiaritmica; noem 2 redenen waarom voorzichtigheid moet worden betracht met zulke antiaritmica bij een patiënt met hartfalen
Voorzichtigheid betrachten met zulke antiaritmica bij patiënt met hartfalen, aangezien deze antiaritmica de situatie kunnen verergeren en kunnen leiden tot oversterfte. Hierbij afweging maken tussen verschillende antiaritmica.
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden