Leadership - Cognitieve resource theorie (CRT)
5 belangrijke vragen over Leadership - Cognitieve resource theorie (CRT)
Fiedler en Garcia (1987) hebben voortgebouwd op Fiedler's eerdere werk. Hun meer recente cognitieve-hulpbrontheorie gaat na hoe cognitieve hulpbronnen (bijv. intelligentie, kennis) van leiders en medewerkers, de groepsprestatie beïnvloeden.De relatie tussen cognitieve bronnen en leiderschapsprestaties is sterk afhankelijk v.d. situationele controle over het groepsproces en de groepsresultaten en het stressvolle karakter van de leiderschapssituatie. Situational controle betreft de link tussen CRT en de contingentietheorie want:
situational control wordt bepaald door: leider-member relations,position power en task structure. Minder prettige situaties zijn natuurlijk ook stressvol. Volgens CRT kan stress ook door de baas worden opgeroepen ( te hoge eisen stellen, geen steun bieden enz.)
Enkele belangrijke voorspellers; figuur 13.1 blz. 497. Fiedler stelt dat in moeilijke stressvolle tijden cognitieve prestaties worden onderdrukt:
-leiders gebruiken dan hun ervaring in plaats van hun intelligentie,- meer ervaring is beter dan intelligentie of weinig ervaring.
Deze ervaring is feitelijk een functie van het crystallised geheugen: kennis van de wereld( in tegenstelling tot fluid geheugen, dat onafhankelijk van de context en problem-solving is en daarom als intelligentie wordt beschouwd). Een leider moet worden gekozen op basis van:
zijn intelligentie, zijn ervaring, zijn LPC-score text-decorationen zijn situationele eigenschappen. Stress reductieprogramma's moeten de leider helpen om de cognitieve hulpbronnen beter te benutten. Een praktisch bezwaar aan de benadering van Fiedler blijft: de determinanten van de situatie zijn tevens bepalend voor de gewenste karakteristieken van de leider.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
Vroom en Jago(1988) hebben ook een aantal belangrijke kenmerken van probleemsituaties bepaald die een leider zou moeten overdenken.Al deze kenmerken bij elkaar genomen, geven een indicatie van wat voor soort stijl een leider moet kiezen in een bepaalde situatie. Vroom en Jago veronderstellen dat leiders in staat zijn hun leiderschapsstijl af te stemmen op de actuele decision-making situation, Deze situationele kenmerken staan blz.500 . De onderzoekers stellen daarnaast nog twee factoren die een rol spelen:
1. het belang om beslissingstijd te minimaliseren 2. het belang om ontwikkeling van medewerkers te bevorderen.
Er is een computerprogramma ontwikkeld dat ervoor zorgt dat als al deze elementen (beslissingstijd en ontwikkeling vd medewerker) ingevoerd zijn, er de 'best passende besluitvormingsmethode voor een leider'uitkomt. Een aantal algemene regels dat voortkomt uit dit model is:
- wanneer de medewerkersbinding belangrijk is, zijn participerende stijlen beter. - wanneer de leider meer informatie nodig heeft, moet AI vermeden worden- wanneer medewerkers geen organisatiedoelen delen, moet GII vermeden worden.- wanneer zowel probleemstructuur als leiderinformatie laag zijn, zijn CII en GII waarschijnlijk de beste oplossingen.
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden