Fysieke symptomen - pijn en ongemak - De aard en symptomen van pijn

11 belangrijke vragen over Fysieke symptomen - pijn en ongemak - De aard en symptomen van pijn

Welke biologische, psychologische en sociale aspecten zijn van invloed op pijn?


Kernwoorden: neurochemische stoffen, cognitieve processen, coping-mechanismen, emoties, anticipatie, beïnvloeden van pijngedrag

Welke methoden en instrumenten zijn er om pijn te meten?


Kernwoorden: zelfrapportage, gedragsmaten, psychofysiologische metingen

Wat is er specifiek aan pijn bij kinderen?

Kernwoorden: pijnbeleving, zintuiglijke en cognitieve ontwikkeling.
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Wat zijn pijnkenniscentra, wat doen ze en wie werken er?


Instellingen ontwikkeld voor het behandelen van chronische pijn. (Rotterdam, Nijmegen, Groningen en Maastricht)

  • betrokken bij het formeren van netwerken
  • opstellen van protocollen voor diagnostiek en behandeling
  • onderzoek op het gebied van pijnbestrijding (oorzaken pijn, behandeling).
  • behandeling van patiënten met (chronische) pijn
  • onderwijs en voorlichting.


Een pijnteam bestaat doorgaans uit een psychiater, een psycholoog, een bewegingswetenschapper, een maatschappelijk werker, een neuroloog, een revalidatiearts, een verpleegkundige, een manueel therapeut, een anesthesioloog en (soms) een huisarts.

Wat zijn de 2 belangrijkste pijnsensaties, de 2 dimensies voor oorzaken van pijn en de 2 dimensies voor de duur?

Sensaties:
  1. scherp/stekend
  2. dof


Oorzaken: organisch vs psychogeen
Duur: chronisch vs acuut (minder dan 3 maanden)

Hoe komen pijnsensaties via het perifere zenuwstelsel tot stand? Waarin onderscheiden verschilt pijn via a-delta vezels van pijn via c-vezels?


Fysiologie van pijn:
  1. weefselschade (bijv een snee of een verbranding)
  2. chemische activiteit lokaal, waaronder serotonine, histamine en bradykinine
  3. immuunreactie, infectie, activatie van zenuwcellen in het beschadigde gebied
  4. signaal gaat via neuronen van het perifere zenuwstelsel naar het ruggemerg en vanuit daar naar de hersenen

2 typen afferente vezels:
  1. a-delta: gemyeliniseerd, snel. Scherpe gelokaliseerde pijn. Komen uit in de motorische en sensorische gebieden van de hersenen. Triggert actie.
  2. c-vezels: niet gemyeliniseerd. Langzaam. Doffe of brandende pijn. Komen uit in de hersenstam en het voorbrein. Invloed op emoties en motivatie.

Wat houden de specificiteits-, patroon- en poorttheorie in?


Specificiteitstheorie: apart systeem voor pijnperceptie (pijnzenuw naar hersenen). Onjuist en achterhaald.


Patroontheorie: bestaande receptoren (bijv tactiel), bepaalde patronen van stimulatie worden opgevat als pijn (1-dimensionaal begrip)

Poorttheorie (gate control):
  • signalen van pijnvezels (A-delta en C)
  • regulerende poort in de ganglia in het ruggenmerg
  • inhibitie via A-betavezels
  • regulatie vanuit hogere hersenprocessen

Welke sociale, cognitieve en demografische factoren hebben invloed op pijngedrag?


Sociaal:
  • meer sociale beloning --> meer pijn, beperkingen en inactiviteit
  • gebrek aan familiecohesie, veel bezorgdheid --> grotere pijnervaring. De mensen met pijn stellen zich afhankelijker op en vertonen lagere eigen-effectiviteitsverwachtingen en een lager self-esteem.


Cognitief
  • angstige patiënten en type A-patiënten: meer pijn
  • emoties zijn gerelateerd aan pijn


Demografisch
  • man/vrouw-verschillen:
    • mannen: meer cardiale pijn
    • vrouwen: meer migraine. Vaker interferentie met de dagelijkse bezigheden.
  • verschillende culturele achtergronden --> verschillen in pijnbeleving

Hoe zien de MMPI scores van mensen met chronische pijn eruit? Wat zijn andere gevolgen van chronische pijn?

MMPI: een neurotisch profiel (neurotische triade: hypochondrie, depressie, hysterie)

Andere gevolgen:
  • gevoelens van hulpeloosheid
  • catastrofaal gedachtepatroon
  • depressie
  • meer pijn  

Wat zijn voorbeelden van methoden om pijn te meten in de categorieën zelfrapportage, gedrag, en psychofysiologische metingen. Wat zijn voor- en nadelen van de meetsoorten?


  • zelfrapportagemethoden: anamnese/hetero-anamnese (interviewing), pijnschalen, dagboeken, vragenlijsten (o.a. McGill pain questionnaire met dimensies affectief, sensorisch en evaluatief)
    • voordeel: gemakkelijk, snel
    • nadeel: taalkennis vereist
  • gedragsassessment: UAB pain behavior scale (in gestructureerde klinische settings), pain behavior self report
    • voordeel: impact op dagelijks leven wordt meegemeten
    • nadeel: observator kan van mening verschillen met patiënt
  • psychofysiologische metingen: EMG, autonome activiteit, EEG (evoked potentials)
    • voordeel: objectief
    • nadeel: waarnemingen kunnen ook door iets anders dan pijn worden veroorzaakt

Vanaf welke leeftijd worden waarderingsschalen gebruikt voor zelfrapportage van pijn? Welke meetmethode wordt gebruikt voor kinderen die jonger zijn?

Vanaf 5 jaar
Jongere kinderen: gedragsuitingen zoals geluiden en gezichtsexpressies  (huilen)

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo