Samenvatting: Ziekteleer2

Studiemateriaal generieke omslagafbeelding
  • Deze + 400k samenvattingen
  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Gebruik deze samenvatting
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo

Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Ziekteleer2

  • 2 Farmacodynamiek en farmacokinetiek

    Dit is een preview. Er zijn 9 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 2
    Laat hier meer flashcards zien

  • Wat zijn de 6 verschillende werkingen van medicijnen?

    1. Curatief (causale werking = oorzaak wordt weggenomen bv antibiotica)
    2. Symptoombestrijding (oorzaak blijft, symptoom als pijn gaat weg)
    3. Preventie werking (bijv. Hepatitis B vaccinatie)
    4. Diagnostiek (contrastmiddel bij röntgen)
    5. Aanvulling tekorten (vit D, insuline)
    6. Placebo-effect (effect van je-medicatie of groter dan verwacht)
  • Wat houdt curatief in, in de farmacodynamiek?

    Het MO wordt gedood doordat de celwand, DNAof cytoplasma wordt beschadigd 
    Een voorbeeld (ciproxin = dit middel gebruik je voor urineweginfecties)
  • Welke verschillende werkingen van medicijnen kennen we?

    - Hoofdwerking (werking van medicijn bij aanbevolen of voorgeschreven hoeveelheid)
    - Bijwerking (niet bedoelde of ongewenste werking) Vaak voorkomend in de mondzorg:
    o Verminderde afweer (2x)
    o Slechte mondzorg door minder handvaardig
    o Schimmelinfectie door medicatie
    o Droge mond door medicatie
    o Sneller bloeden door medicatie
    o Gingivahyperplasie door medicatie
    - Wisselwerking (reactie van medicijn of ander medicijn of voedingsstoffen of genotsmiddelen)
    - Toxische bijwerking (onomkeerbare schadelijke bijwerking, wordt ook niet ongedaan gemaakt na het stoppen van het gebruik van het medicijn)
  • Welke veelvoorkomende effecten in de mond zijn er?

    1. Xerostomie (gevoel van drogen mond, anders dan een verminderde speekselproductie-hyposialie)
    • Denk aan sympatico-mimetica zoals Ventoling, maar ook diuretica (plantabletten)
    • ook veel voorkomend bij Psychofarmaca
    • Effect van xerostomie
    • Minder schone mond --> meer kans op cariës en ontstekingen
    2. Orale candidiasis (door inhalatie corticosteroïden 
    3. Cariës
    4. Halitose (slechte adem)
    5. Gingivahyperplasie (door amlodipine = selectieve calciumantagonist) overgroei van gingiva
    • Fenytoine (anti-epilepticum)
    • Immunosuppressiva, bijv. Cyclosporine (gebruikt bij transplantaties)
    • Calcium antagonisten, bijv Amlodipine
    6. Botnecrose
    7. Angio-oedeem (Ace-remmers)
  • Welke implicaties in de farmacokinetiek zijn er?

    Concentratie ter plaatse wordt bij een gegeven middel bepaald door toedieningsvorm, dosis en patiënt

    •Dit is dus medebepalend voor de werking en bijwerking van geneesmiddelen

    •Bij oudere patiënten, patiënten met co-morbiditeit en co-medicatie: veelvuldig afwijkende ADME door afwijkende farmacokinetiek / farmacokinetische interacties (bv. ouderen: verminderde nierfunctie, gewijzigde verhouding vet/water)

    •Bij oudere patiënten tevens gewijzigde farmacodynamiek door verminderd aantal receptoren / verminderde gevoeligheid
  • Welke toedieningswegen ken je?

    - Oraal (mond)
    - Sublinguaal (onder de tong)
    - Transdermaal (op/door de huid)
    - Intraveneus (in de bloedbaan)
    - Intramusculair (in de spier)
    - Subcutaan (onder de huid/ meeste injecties gebeuren subcutaan)
    - Rectaal (anus)
    - Vaginaal (vagina)
    - Parenteraal (langs de darmen/ alle vormen die niet via de tong of de mond worden gegeven gebeuren parentaal)
  • 3 Pathologie en bijwerkingen medicatie

    Dit is een preview. Er zijn 4 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 3
    Laat hier meer flashcards zien

  • Wat weet je over de bijwerkingen van medicatie die op de receptoren werken?

    - Parasympathicolytica, anticholinergica 
    Bijwerking = minder speeksel (bv. Buscopan voor de darmwerking)
    - Sympathicolytica, bètablokkers
    Beta1 receptoren bevinden zich op het hart, een bètablokker leidt tot:
    - Verlaging van de pols
    - Verminderde hartcontractie => minder bloed flow => tensiedaling
    (Bv. Atenolol heeft als bijwerking misselijkheid, door het aangrijpen op het sympathisch zenuwstelsel, maar kan ook op Bètareceptoren aangrijpen in luchtwegen en dan bronchoconstrictie veroorzaken
  • Wat weet je over de bijwerkingen van medicatie die op de enzymen werken?

    - Voorbeelden: ACE (angiotensine converting enzym) remmers, NSAID’s, statinen (cholesterol) blokkeren niet alleen de specifieke enzymen, maar meer uit één soort.
    - Bijv. prikkelhoest bij ACE: bradikinine hoopt zich op omdat ACE ook enzymen in de longen remt.
    - Nsaid’s remmen de vorming cyclo-oxygenase 2 (COX 2) maar ook van COX- 1 (deze zorgen voor vorming maagslijmvlies) en ook trombocytenaggregatie (bloedstolling) wat zorgt voor eerdere bloeding.
  • Wat weet je over de bijwerkingen van medicatie die op de ionkanalen werken?

    Ionkanalen:
    - Calciumkanaalblokker (bv. amlodipine) vermindert de hartconstrictie maar ook de peristaltiek in de darmen wat kan zorgen voor obstipatie
  • Wat weet je over de bijwerkingen van medicatie die op de Transporteiwitten werken?

    - Psychofarmaca als anti-depressiva, ook effect op andere eiwitten of andere werking

Om verder te lezen, klik hier:

Lees volledige samenvatting
Deze samenvatting +380.000 andere samenvattingen Een unieke studietool Een oefentool voor deze samenvatting Studiecoaching met filmpjes
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart